Aanbesteding hoofdrailnet verwezen naar College van Beroep bedrijfsleven (week 22)
Concessieverlening
Op 11 juni 2020 heeft de staatssecretaris van het ministerie van I&W aan de Tweede Kamer bericht dat zij voorstelt de nieuwe vervoersconcessie voor het Nederlandse hoofdrailnet onderhands te gunnen aan NS. FMN (Federatie Mobiliteitsbedrijven Nederland) vordert dat de rechtbank onder oplegging van een dwangsom van 1 miljoen euro per dag voor recht zal verklaren dat onderhandse gunning in strijd is met Europees recht. De rechtbank ziet in de kwestie over de concessieverlening voor het Hoofdrailnet voor haarzelf als burgerlijke rechter geen taak als restrechter. Deze kwestie zal dan ook eerst na definitieve concessieverlening kunnen worden voorgelegd aan de door de wetgever aangewezen gespecialiseerde bestuursrechter, het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). (ECLI:NL:RBDHA:2023:7388, Rechtbank Den Haag, Datum uitspraak 24 mei 2023, Datum publicatie 24 mei 2023)
Feiten en omstandigheden
NS voert de huidige vervoersconcessie uit voor het Nederlandse hoofdrailnet (HRN). Het HRN beslaat momenteel ongeveer 95% van het totaal aantal passagierskilometers per trein. Op 11 juni 2020 heeft de staatssecretaris van het ministerie van I&W aan de Tweede Kamer bericht dat zij voorstelt de nieuwe vervoersconcessie voor het HRN onderhands te gunnen aan NS. FMN (Federatie Mobiliteitsbedrijven Nederland) is daarna een kort geding gestart tegen de Staat, waarin gevorderd werd de staatsecretaris te verbieden om de concessie van het HRN vanaf 2025 wederom onderhands te gunnen aan NS. Het gevorderde werd afgewezen omdat de stellingen van FMN volgens de rechter onvoldoende houvast gaven voor het oordeel dat sprake was van strijdigheid met de PSO-verordening. Op 13 december 2022 heeft de voorzieningenrechter vonnis gewezen in een (tweede) kort geding dat FMN en enkele andere partijen aan haar zijde hadden aangespannen tegen de Staat. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen afgewezen, kort gezegd omdat niet met de voor toewijzing vereiste mate van waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat het Europese Hof van Justitie in Luxemburg uiteindelijk zal oordelen dat de Staat (op onderdelen) niet overeenkomstig het EU-recht heeft gehandeld. Bij arrest van 18 april 2023 heeft het Gerechtshof Den Haag in het spoedappel dit vonnis bekrachtigd. FMN vordert dat de rechtbank onder oplegging van een dwangsom van 1 miljoen euro per dag voor recht zal verklaren dat de ingeslagen weg van I&W, te weten onderhandse gunning van de Voorgenomen HRN-concessie als vermeld in het Voornemen en in het Beleidsvoornemen op basis van artikel 5, lid 6, PSO-verordening in strijd is met Europees recht. Het oordeel van de rechter:
Geen taak als restrechter
“Rechtbank ziet in de kwestie over de concessieverlening voor het Hoofdrailnet voor haarzelf als burgerlijke rechter geen taak als restrechter. Deze kwestie zal dan ook eerst na definitieve concessieverlening kunnen worden voorgelegd aan de door de wetgever aangewezen gespecialiseerde bestuursrechter, het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). Daarbij is met name van belang dat de rechtbank van oordeel is dat zij niet vóórdat de gespecialiseerde bestuursrechter (het CBb) bevoegd wordt en een oordeel kan geven, duidelijkheid kan verschaffen over de vraag of de voorgenomen concessie in strijd is met het Europees recht. Hierdoor ontstaat bovendien het reële gevaar dat na definitieve concessieverlening over dezelfde kwestie zowel een zaak bij de burgerlijke rechter loopt als bij het CBb. Dan ontstaat het gevaar van tegenstrijdige uitspraken en van onduidelijkheid over de vraag welke uitspraak doorslaggevend is.”
(VdLC publishers/consultants BV, 7 juni 2023)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl