Interesse niet voldoende onderbouwd (week 11)
Didam
[eiseres] heeft een brief gestuurd naar de gemeente met het verzoek een procedure op te zetten conform het Didam-arrest waarin zij zou mogen meedoen om een perceel eventueel te kopen. De rechtbank is het eens met de gemeente dat [eiseres] ook met haar standpunten tijdens de mondelinge behandeling alleen maar in algemene bewoordingen haar interesse kenbaar heeft gemaakt. De conclusie van de analyse hiervoor is dat [eiseres] haar vorderingen niet voldoende heeft onderbouwd, zodat de rechtbank deze moet afwijzen. (ECLI:NL:RBOBR:2023:997, Rechtbank Oost-Brabant, Datum uitspraak 7 maart 2023, Datum publicatie 14 maart 2023)
Feiten en omstandigheden
[gedaagde 2] heeft een paar jaar geleden contact opgenomen met de gemeente met een plan om een voormalig defensieterrein en een bosperceel te kopen om het vervolgens conform een plan in te richten en te gebruiken. Het plan had te maken met natuurbehoud en klimaat. De gemeente heeft het perceel in november/december 2021 verkocht en geleverd aan [gedaagde 2]. [eiseres] heeft een bedrijfsvestiging in de buurt. [eiseres] heeft na het aangaan van de koopovereenkomst, maar vlak vóór de levering, een brief gestuurd naar de gemeente met het verzoek een procedure op te zetten conform het Didam-arrest waarin zij zou mogen meedoen om het perceel eventueel te kopen. Het oordeel van de rechter:
Selectieprocedure
“De hiervoor in 3.1.4 en 3.1.5 bedoelde mededingingsruimte door middel van een selectieprocedure hoeft niet te worden geboden indien bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop. In dat geval dient het overheidslichaam zijn voornemen tot verkoop tijdig voorafgaand aan de verkoop op zodanige wijze bekend te maken dat een ieder daarvan kennis kan nemen, waarbij het dient te motiveren waarom naar zijn oordeel op grond van de hiervoor bedoelde criteria bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt.”
Geen hoge mate van duidelijkheid of consensus
“Partijen hebben veel annotaties en literatuur besproken, waarin schrijvers bezig zijn met de reikwijdte en betekenis van het Didam-arrest. Een hoge mate van duidelijkheid of consensus lijkt nog niet te zijn ontstaan. En de schrijvers houden zich niet echt bezig met het thema van de stelplicht. De gemeente beroept zich op een analyse van mr. S.E. Bartels en andere literatuur; [eiseres] heeft onder meer gewezen op een artikel van prof.mr. L.C.A. Verstappen.”
Niet voldoende onderbouwd
“De rechtbank is het eens met de gemeente dat [eiseres] – ook met deze standpunten tijdens de mondelinge behandeling – alleen maar in algemene bewoordingen haar interesse kenbaar heeft gemaakt. Dat is niet genoeg. [eiseres] heeft geen concreet, deugdelijk, geloofwaardig plan gepresenteerd, als alternatief voor het plan van [gedaagde 2] . Tegenover de gemotiveerde betwisting door de gemeente heeft [eiseres] haar stelling, dat zij (potentieel) gegadigde is, niet voldoende onderbouwd. Bij deze stand van zaken is te weinig inzicht gegeven in de voor de beoordeling essentiële feiten en omstandigheden en is een voldoende adequaat en gefundeerd partijdebat en daaropvolgend rechterlijk oordeel niet mogelijk, over:
- het belang van de eisende partij
- de toepassing van de artikelen 3:14 en 3:40 BW in de context van het Didam-arrest
- het onderscheid tussen nietigheid en schadevergoeding (onrechtmatige daad) als sanctie op eventuele fouten van de gemeente in de sfeer van het Didam-arrest
- de botsing van fundamentele rechten zoals het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel en de belangenafweging in deze context.
De conclusie van de analyse hiervoor is dat [eiseres] haar vorderingen niet voldoende heeft onderbouwd, zodat de rechtbank deze moet afwijzen.
(VdLC publishers/consultants BV, 22 maart 2023)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl