Terechte uitsluiting wegens niet voldoen referentie (week 3)
Referentie | proportionaliteit
Op 31 maart 2022 heeft de Gemeente Amsterdam de aanbesteding “Maaiveld inrichting Zeeburgereiland” aangekondigd. De gemeente sluit Infra Dam uit omdat de referentie van Infra Dam niet voldoet aan de eis van één werk op het gebied van het aanbrengen en onderhouden van bestrating met een gefactureerd bedrag van tenminste 1 miljoen euro. De rechter volgt het standpunt van de Gemeente dat de door Infra Dam ingeleverde deelopdrachten geen technische of economisch geheel vormen, en dus niet zien op één bestratingswerk van tenminste 1 miljoen euro. Bovendien kan evenmin worden geconcludeerd dat de Gemeente door de gestelde referentie-eis de markt te sterk heeft verengd. (ECLI:NL:RBAMS:2023:133, Rechtbank Amsterdam, Datum uitspraak 4 januari 2023, Datum publicatie17 januari 2023)
Feiten en omstandigheden
Op 31 maart 2022 heeft de Gemeente Amsterdam de aanbesteding “Maaiveld inrichting Zeeburgereiland” aangekondigd. Voor de aanbesteding heeft de Gemeente acht inschrijvingen ontvangen, waaronder die van Infra Dam en van Wagelaar. Uit het proces-verbaal van opening van de inschrijvingen van 17 mei 2022 blijkt dat de Infra Dam met de laagste inschrijfsom als eerste is geëindigd. De Gemeente heeft in haar schriftelijke voorlopige gunningsbeslissing van 11 november 2022 aan Infra Dam meegedeeld dat haar inschrijving terzijde wordt gelegd en de inschrijving van Wagelaar als de inschrijving met de laagste prijs (vzr: en als winnaar) wordt aangemerkt. Als reden voor de uitsluiting wordt genoemd dat de referentie van Infra Dam niet voldoet aan de eis van één (1) werk op het gebied van het aanbrengen en onderhouden van bestrating met een gefactureerd bedrag van tenminste 1.000.000 euro (exclusief BTW). Infra Dam vordert de Gemeente te verbieden om uitvoering te geven aan de gunningsbeslissing en te gebieden, voor zover zij het werk nog wenst te gunnen, het werk aan Infra Dam te gunnen. Het oordeel van de rechter:
De overgelegde referenties
“De Gemeente stelt dat de door Infra Dam als referenties opgegeven deelopdrachten op grond van de raamovereenkomst “Civiele werkzaamheden Tram 2017 – 2018” van het GVB Amsterdam zien op verschillende werken en geen van deze deelopdrachten het minimumbedrag van € 1 miljoen overstijgt. De opgegeven deelopdrachten hebben immers betrekking op losse, op zichzelf staande werkzaamheden in verschillende straten en stadsdelen in Amsterdam, die niet onderling verbonden zijn en daardoor geen technisch geheel vormen. Daarbij kan worden verwezen naar het Vendée-arrest (HvJ 5 oktober 2000, zaak C-16/98). De opgegeven deelopdrachten kunnen daarom niet worden beschouwd als één (1) werk. Aldus de Gemeente. Hoewel in paragraaf 04 van het bestek van de door het GVB opgezette aanbesteding staat dat het werk (in hoofdzaak) bestaat uit civieltechnische werkzaamheden voor onderhoud aan en vervanging van bestaande trambanen en ook in andere paragrafen de term werk voorkomt, lijkt het in de opgegeven referenties van Infra Dam, zoals de Gemeente stelt, in feite te gaan om verschillende werkzaamheden (niet allemaal bestratingswerkzaamheden) die op basis van deelopdrachten op verschillende tijdstippen op diverse locaties in Amsterdam worden uitgevoerd. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van de Gemeente dat de door Infra Dam ingeleverde deelopdrachten daarom geen technische of economisch geheel vormen, en in die zin niet zien op één bestratingswerk van tenminste 1 miljoen euro waar de Gemeente in onderhavige aanbesteding om vraagt.”
Geen disproportionele eis
“Infra Dam stelt voorts dat de Gemeente in de praktijk geen deelopdrachten verstrekt met een waarde van 1 miljoen euro. Zij meent daarom dat de gevraagde ervaring disproportioneel is. Dit standpunt wordt niet gevolgd. Uit voorschrift 3.5G van de Gids Proportionaliteit kan worden afgeleid dat de waarde van de referentie in redelijke verhouding moet staan tot de financiële omvang van de te verwachten opdracht. Als richtsnoer geldt dat de waarde van de gevraagde referentie niet meer dan 60% van de raming van de onderhavige opdracht heeft. Gelet op de gegeven omzetgarantie van € 4 miljoen binnen twee jaar (zie onder 2.3) en de te verwachten omzet van 30 of 35 miljoen euro (zie onder 2.1) gedurende de gehele looptijd van de raamovereenkomst (inclusief verlengingsopties) is een bedrag van 1 miljoen euro voor één (1) werk niet afwijkend. De te sluiten raamovereenkomst in deze aanbesteding omvat een hoge opdrachtwaarde en aannemelijk is dat daaruit ook meerdere deelopdrachten voortkomen voor meer dan 1 miljoen euro. Daarnaast is het gelet op de uitleg die de Gemeente heeft gegeven aan het project Zeeburgereiland als groot ontwikkelgebied niet disproportioneel dat de Gemeente een referentie vraagt waaruit de kennis, kunde en capaciteit kan worden afgeleid om de bestratingswerkzaamheden voor dit werk aan te kunnen. Gelet op de ervaring die nodig is, kan evenmin worden geconcludeerd dat de Gemeente door de gestelde referentie-eis in strijd met voorschrift 3.5F van de Gids Proportionaliteit de markt te sterk heeft verengd.”
(VdLC publishers/consultants BV, 25 januari 2023)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl