Expertleernetwerk Schaduwprijzen - verslag 25 september 2018
Wie CO2-beprijzing succesvol wil inzetten bij inkoopstrategieën, moet toetsen, monitoren en handhaven. Dat was de belangrijkste conclusie op de derde bijeenkomst van het Expert-Leernetwerk Schaduwprijzen op 25 september 2018. Je moet toetsen of de aangedragen gegevens en berekeningen kloppen. Je moet monitoren wat er in de praktijk van de ingediende plannen terecht komt. Zo verzamel je bovendien reëlere getallen, zodat je data kunt bijstellen voor een volgende keer. Je moet handhaven, bijvoorbeeld met boetes, om te zorgen dat uitvoerende partijen zich aan de afspraken houden. Uiteindelijk is geld toch de ultieme manier om bedrijven te prikkelen.
Nationale Milieudatabase
Deze conclusie volgde uit twee presentaties van experts op het onderwerp. Om te beginnen gaf Dirk Breedveld van Stichting Bouwkwaliteit uitleg over de Nationale Milieudatabase, waar de stichting verantwoordelijk voor is. Deze database is bedoeld om inzicht te geven in de milieubelasting van materialen ‘van wieg tot graf’ en zo ook de impact van gebouwen en GWW-projecten zichtbaar te maken. Die impact wordt bepaald met levenscyclusanalyses (LCA). Daarin worden elf milieueffecten meegewogen. Op dit moment is CO2-uitstoot de belangrijkste sturende factor, in lijn met de klimaatdoelen. Maar dat kan veranderen nu er in de maatschappij steeds meer oog komt voor de integrale milieu-impact en circulariteit.
Transparant en controleerbaar rekenen
De gegevens voor de database bestaan uit milieukostenindicatoren (MKI’s) op productniveau. Deze worden geleverd door producenten en brancheverenigingen en aangevuld door Stichting Bouwkwaliteit. Daarvoor moeten deze partijen een LCA volgens de wettelijk vastgelegde standaard gebruiken. Dit wordt getoetst door een deskundige. Met rekentools als DuboCalc en MPG kun je op basis van de productgegevens een MKI per gebouw of project bepalen. Ook deze tools zijn getoetst. Zo’n MKI-waarde kan dan gebruikt worden voor een prestatie-eis van de overheid of bijvoorbeeld voor een gunningscriterium in aanbestedingen. Door de verschillende stappen van standaardisatie en toetsing is sprake van een transparant en controleerbaar stelsel. Dat zorgt voor een gelijk speelveld voor iedereen. Om het compleet te maken, zou alleen nog een toetsing achteraf moeten plaatsvinden om te kijken of een beloofd duurzaam product ook echt gebruikt is.
Breder toepassen
De aanwezigen vroegen zich vooral af of deze systematiek ook buiten de bouw en GWW ingezet kan worden. In principe is dat mogelijk. Er bestaan bijvoorbeeld ook bredere databases, zoals Ecoinvent. Andere markten hoeven het wiel dan niet opnieuw uit te vinden. Bovendien is het handig om één objectieve maat te hebben die bij iedereen bekend is. Het is misschien wel lastiger om data te verzamelen voor productcategorieën met een kortere levensduur en meer diversiteit. Maar in zo’n geval zou je eerst een grove inventarisatie kunnen maken en de gevonden waardes extrapoleren naar verwante producten.
Van wat naar hoe
In de tweede presentatie gaf sustainibility manager Born Goedkoop van BAM Infraconsult tips vanuit zijn ervaring als opdrachtnemer. Om de vertaalslag te maken van wat CO2-beprijzing inhoudt naar hoe je dat concreet invult. Daarbij is het belangrijk om te kijken naar de contractvorm: hoe zijn de verantwoordelijkheden verdeeld over opdrachtgever en opdrachtnemer? Als bijvoorbeeld beheer en onderhoud ook voor rekening van de opdrachtnemer komen, heeft die er meer belang bij om duurzaam te bouwen. Stimuleer ook innovatie door als opdrachtgever zo min mogelijk vooraf te specificeren.
Continu monitoren
Daarnaast moeten er duidelijke afspraken zijn over de scope. Wat neem je precies mee in de berekeningen? Focus bijvoorbeeld niet alleen op de impact van het asfalt of van de eerste paar jaar. Houd tot slot rekening met de verschillende fases in het project. Het nadeel is dat de aanbesteding plaatsvindt voor de realisatie. Maar als opdrachtgever kun je in de ontwerpfase nog niet precies weten wat de uitstoot zal zijn. Daarom moet een opdrachtnemer alle plannen vastleggen en gehouden worden aan de beloofde resultaten. Een nieuwe fase betekent nieuwe data, dus doe bij elke stap weer een nulmeting. Monitor alles continu en handhaaf met boetes.
Andere productcategorieën en toepassingen
Na de presentaties ging de groep aan de slag met de eerder opgeworpen vraag of de voor bouw en GWW ontwikkelde CO2-beprijzing ook breder toepasbaar is. Als eerste aanzet gaven Long Lam en Esther Eggink van Ecofys een overzicht van CO2-intensieve productcategorieën. Daar zou beprijzing veel impact kunnen hebben. Ter inspiratie introduceerden zij bovendien negen verschillende toepassingen van CO2-beprijzing om leveranciers en kopers te stimuleren om voor CO2-arme producten te kiezen. Per productcategorie zou je kunnen kijken welk van deze opties het best werkt. Volstaat het bijvoorbeeld om leveranciers bewuster te maken door te laten zien welke CO2-prijs aan een bepaald product hangt of kun je beter een premie geven voor CO2-arme producten?
SWOT-analyse
Om te bepalen welke strategie het best werkt bij een bepaalde productcategorie, kan het zinvol zijn om een SWOT-analyse te maken (strengths, weaknesses, opportunities, threats). De uitdaging is dan om een strategie te vinden die de sterke kanten van deze categorie uitvergroot en de zwakke punten verandert in kansen. Als concrete oefening maakten de deelnemers samen twee van zulke analyses. De keuze voor categorieën was snel gemaakt. Er waren namelijk twee categoriemanagers van de rijksoverheid in de zaal: Piet Glas voor energie en Rob Heijink voor catering.
CO2-beprijzing voor catering
Een sterk punt voor catering is bijvoorbeeld dat er uit gezondheidsoverwegingen al veel ervaring is met het meten van allerlei gegevens over voeding en ingrediënten. Daar staat tegenover dat de CO2-impact nog niet in die data is opgenomen. Het is ook lastig om zulke gegevens te verzamelen door de grote variatie in producten. Zo moet je boontjes uit Kenia onderscheiden van boontjes uit Nederland. Bovendien is er nog geen rekenmethodiek voor beschikbaar. Een bedreiging is de afhankelijkheid van de groothandel. Daardoor is het slechts beperkt mogelijk om bijvoorbeeld lokaal in te kopen. Een mooie kans is de mogelijkheid om de keuze van de klant te beïnvloeden door prijzen. Een mogelijke strategie zou zijn om CO2-arme producten, zoals groente, goedkoper te maken en CO2-rijke, zoals vlees, juist duurder.
Volgende keer: concrete adviezen
Voor alle categorieën geldt als gezamenlijke bedreiging de politieke onzekerheid. Het is tijd dat de politiek meer zekerheid geeft. Tegelijk is het zaak dat mensen gewoon aan de slag gaan met CO2-beprijzing en beginnen te experimenteren. Voor de volgende bijeenkomst – op 16 oktober 2018– is het dan ook de bedoeling om met concrete adviezen voor implementatie te komen. Bijvoorbeeld door geschikte productcategorieën te selecteren en daar ook al een van de negen voorgestelde toepassingsopties bij te kiezen.
Programma Klimaatneutraal en Circulair Inkopen
Het Expert-Leernetwerk Schaduwprijzen is onderdeel van het programma Klimaatneutraal en Circulair Inkopen, dat gefinancierd wordt uit de Klimaatgelden uit het regeerakkoord.
Klimaatenveloppe: impuls klimaatneutraal en circulair inkopen