Mededinging in meer dan geringe mate aangetast (week 9)
Kartelvorming, prijsafspraken
Een onderzoek van de ACM (Autoriteit Consument en Markt) stelt dat bij een onderhandse aanbesteding waarbij slechts vier partijen zijn uitgenodigd, er sprake is van afstemming die als strekking heeft het beperken van de mededinging. Uit de bewoordingen van een e-mail volgt een duidelijk verzoek over de wijze en het tijdstip van inschrijving, waarmee is beoogd dat [naam 4] als één van de aanbieders geen concurrerende offerte zou indienen. Een e-mail van deze strekking kan onzekerheden wegnemen over het voorgenomen gedrag van [naam 4] bij de aanbesteding van [naam 8] , wat ertoe leidt dat de mededinging potentieel in meer dan geringe mate is aangetast. (ECLI:NL:CBB:2024:129, College van Beroep voor het bedrijfsleven, Datum uitspraak 27 februari 2024, Datum publicatie 27 februari 2024)
Feiten en omstandigheden
[naam 4] en [naam 7] schrijven in voor een aanbesteding. [naam 7] stuurt aan [naam 4] een e-mail met het verzoek een offerte uit te brengen die overeenkomt met de werkomschrijving van [naam 14] en met een inschrijfprijs zoals in de offerte genoemd. [naam 4] brengt een offerte uit met inschrijfprijzen die nagenoeg gelijk zijn aan die genoemd in de offerte. De ACM ontleent hieraan het bewijsvermoeden dat sprake is van een overeenkomst of onderling afgestemde gedraging. [naam 4] slaagt er niet in dit bewijsvermoeden te weerleggen. De ACM heeft aangetoond dat de overeenkomst of onderling afgestemde gedraging de strekking had de mededinging te beperken. Daarmee is bewezen dat artikel 6 van de Mededingingswet (Mw) is overtreden. De boete van 6.000 euro die de ACM heeft opgelegd, is passend en geboden. Het hoger beroep van [naam 4] tegen de uitspraak van de rechtbank slaagt niet. In het vonnis zegt het College o.a.:
Kartelvorming
“De ACM heeft op 29 juni 2017 een melding ontvangen over mogelijke kartelvorming door dakbedekkingsbedrijven. Hierdoor is bij de ACM het vermoeden ontstaan dat mogelijk kartelafspraken zijn gemaakt tussen dakbedekkingsbedrijven die zich bezighouden met renovatie en onderhoud van bitumineuze en kunststof daken. In de stukken die aan de ACM zijn overhandigd, wordt onder andere [naam 4] met naam genoemd. In aanvang was het onderzoek breed georiënteerd met het oog op mogelijke afspraken gemaakt vanaf 2010 over de verdeling van opdrachten of uitwisseling van concurrentiegevoelige informatie voorafgaande aan het inschrijven op raamovereenkomsten, aanbestedingen, of het uitbrengen van offertes in verschillende provincies.”
Geen concurrerende offerte
“Het gaat, zoals uit het onderzoek van de ACM volgt, om een onderhandse aanbesteding waarbij slechts vier partijen zijn uitgenodigd tot inschrijving. Uit het zelfstandigheidsvereiste vloeit voort dat [naam 8] erop moet kunnen vertrouwen dat partijen zelfstandig bepalen of, en zo ja, op welke wijze zij inschrijven. Het College overweegt dat de ACM – op basis van de e-mail waarin [naam 7] [naam 4] instrueert over de inschrijving bij de aanbesteding van [naam 8] en de offerte van [naam 4] overeenkomstig deze instructie – heeft aangetoond dat sprake is van afstemming die als strekking heeft het beperken van de mededinging. Uit de bewoordingen van de e-mail volgt een duidelijk verzoek over de wijze en het tijdstip van inschrijving, waarmee is beoogd dat [naam 4] als één van de aanbieders geen concurrerende offerte zou indienen. Een e-mail van deze strekking kan onzekerheden wegnemen over het voorgenomen gedrag van [naam 4] bij de aanbesteding van [naam 8] , wat ertoe leidt dat de mededinging potentieel in meer dan geringe mate is aangetast.”
De rechtbank heeft terecht het beroep ongegrond verklaard. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Het hoger beroep slaagt niet.
(VdLC publishers/consultants BV, 6 maart 2024)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl