Intrekken aankondiging of verzoek om offerte
Belangrijkste jurisprudentie over het omgaan met het intrekken van de aankondiging en het verzoek om een offerte.
Rechtsregel 1:
Een aanbestedende dienst is niet gehouden een opgestarte aanbestedingsprocedure te voltooien en de betrokken opdracht te gunnen – ook niet aan de enige inschrijver die nog in de running is – mits de beginselen van transparantie en gelijke behandeling in acht worden genomen.
Citaat Croce Amica One Italia arrest:
“Bijgevolg verzet het Unierecht zich er niet tegen dat de lidstaten in hun wettelijke regeling voorzien in de mogelijkheid om een besluit tot intrekking van een aanbesteding vast te stellen. Een dergelijk besluit kan zijn ingegeven door redenen die met name verband houden met de beoordeling of het uit het oogpunt van het algemeen belang opportuun is om een aanbestedingsprocedure te voltooien, onder meer gelet op het feit dat de economische context of de feitelijke omstandigheden dan wel de behoeften van de betrokken aanbestedende dienst zijn gewijzigd. Aan een dergelijk besluit kan ook de vaststelling ten grondslag liggen dat het concurrentieniveau te laag was, gelet op het feit dat aan het einde van de procedure voor het plaatsen van de betrokken opdracht nog slechts één inschrijver geschikt bleek om deze uit te voeren”. (ov. 35)
Hof van Justitie EU (C‑440/13, ECLI:EU:C:2014:2435, 11 december 2014) op eur-lex.europa.eu
Citaat Envido/HTM:
“Het hof overweegt dat een aanbestedende dienst een grote mate van vrijheid toekomt om een lopende aanbestedingsprocedure in te trekken; dit hoeft niet slechts in uitzonderlijke gevallen en het besluit daartoe hoeft niet op gewichtige gronden te berusten (Hof van Justitie EU 11 december 2014, ECLI:EU:C:2014:2435, Croce Amica/AREU). Een aanbestedende dienst is wel verplicht de redenen voor zijn intrekkingsbesluit aan de gegadigden en inschrijvers mee te delen en daarmee de beginselen van transparantie en gelijke behandeling in acht te nemen. Een rechter dient zo’n intrekkingsbesluit met inachtneming van voornoemde grote mate van vrijheid integraal te kunnen toetsen.”
Gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2019:1318, 28 mei 2019) op rechtspraak.nl
Citaat Pectore/Staat:
“Het in de Leidraad neergelegde uitgangspunt dat het RVB gerechtigd is de aanbesteding in te trekken, volgt ook uit het aanbestedingsrecht. In het arrest van 11 december 2014 (zaak C-440/13, Croce Amica) heeft het Hof van Justitie immers de regel bevestigd dat de aanbestedende dienst niet slechts in uitzonderlijke gevallen van het plaatsen van een overheidsopdracht kan afzien en dat het besluit daartoe niet noodzakelijkerwijs op gewichtige redenen behoeft te berusten. Het Hof van Justitie heeft verder overwogen dat een besluit tot intrekking van de aanbesteding kan zijn ingegeven door redenen die met name verband houden met de beoordeling of uit het oogpunt van het algemeen belang opportuun is om een aanbestedingsprocedure te voltooien, onder meer gelet op het feit dat de economische context of de feitelijke omstandigheden dan wel de behoeften van de aanbestedende dienst zijn gewijzigd. Het overwoog verder dat aan een dergelijk besluit ook de vaststelling ten grondslag kan liggen dat het concurrentieniveau te laag was, gelet op het feit dat aan het einde van de procedure voor het plaatsen van de betrokken opdracht nog slechts één geschikte inschrijver geschikt bleek om deze uit te voeren.
Op een aanbestedende dienst rust dus in beginsel geen rechtsplicht tot het sluiten van een overeenkomst. De aanbestedende dienst kan in ieder stadium van de procedure van opdrachtverlening afzien, zij het dat de redenen van intrekking van de procedure niet willekeurig mogen zijn en door de rechter integraal kunnen worden getoetst.” (ov. 8-9)
Gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2019:1905, 23 juli 2019) te vinden op rechtspraak.nl