Schiphol niet afgeweken van aanbestedingsstukken (week 45)
Percelen | beoordeling van de kwaliteit | abnormaal lage inschrijving
Schiphol heeft op 4 november 2024 een Europese aanbestedingsprocedure voor Beveiligingsdiensten aangekondigd. De voorlopige winnaars zijn I-SEC (perceel 1), Securitas (perceel 2) en Trigion (perceel 3). G4S (zaak 1) en CTSN (zaak 2) stappen beide naar de rechter. De zaken worden gezamenlijk behandeld. De slotsom is dat G4S en CTSN volgens de rechter niet aannemelijk hebben gemaakt dat Schiphol is afgeweken van de vooraf bekendgemaakte aanbestedingsstukken of heeft gehandeld in strijd met de Aw 2012 of het ARN 2016. Zij hebben evenmin aannemelijk gemaakt dat de beoordeling van de inschrijvingen ondeugdelijk is. (ECLI:NL:RBAMS:2025:8301, Rechtbank Amsterdam, Datum uitspraak 4 november 2025, Datum publicatie 4 november 2025)
Feiten en omstandigheden
Schiphol heeft op 4 november 2024 een Europese aanbestedingsprocedure voor Beveiligingsdiensten aangekondigd, waarvan het doel is om met 3 ondernemingen raamovereenkomsten te sluiten voor de levering van beveiligingsdiensten op Amsterdam Schiphol Airport voor maximaal 10 jaar. De aanbesteding is verdeeld in 3 percelen en de totale geraamde opdrachtwaarde bedraagt circa 6 miljard euro (inclusief de optionele scope). Op percelen 1 en 2 hebben 5 inschrijvers ingeschreven en op perceel 3 hebben 6 inschrijvers ingeschreven. Uiterlijk op 10 juni 2025 dienden de inschrijvers hun finale inschrijving (BAFO) in te dienen. Op percelen 1 en 2 hebben 5 inschrijvers ingeschreven en op perceel 3 hebben 6 inschrijvers ingeschreven. Vervolgens zijn de finale inschrijvingen (BAFO’s) beoordeeld. Aan de hand van het stappenplan heeft Schiphol de 3 voorlopige winnaars vastgesteld, te weten: I-SEC (perceel 1), Securitas (perceel 2) en Trigion (perceel 3). G4S (zaak 1) en CTSN (zaak 2) stappen beide naar de rechter. Beide zaken worden gezamenlijk behandeld. De rechter zegt:
Rechtsverwerking
“Het door Schiphol gedane beroep op rechtsverwerking – dat in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is – slaagt aldus ten aanzien van voornoemde bezwaren van G4S en CTSN, zodat deze niet verder inhoudelijk zullen worden beoordeeld. Omdat G4S en CTSN ook overige bezwaren hebben, brengt het geslaagde beroep op rechtsverwerking niet mee dat hun vorderingen reeds op die grond worden afgewezen. Hierna zullen die overige bezwaren inhoudelijk worden beoordeeld.”
Vooraf bekendgemaakte systematiek toegepast
“Op grond van het gelijkheids- en transparantiebeginsel mag Schiphol niet afwijken van de door haar in de aanbestedingsstukken opgenomen ‘spelregels’ zoals de systematiek voor de perceelverdeling.”
“In het licht van die maatstaf heeft Schiphol terecht aangevoerd dat de uitleg van G4S haaks staat op de tekst van de UtI. In stap c. van het in paragraaf 2.1.2. van de UtI opgenomen stappenplan is immers duidelijk bepaald dat die stap alleen geldt voor de inschrijver die in de “eerste rangorde” op meer dan één perceel als eerste in de rangorde staat. Het is evident dat dit alleen het geval is voor Trigion. I-SEC stond in de eerste rangorde slechts op perceel 1 op de eerste plek en stap c. kan daarom niet voor haar worden doorlopen louter omdat zij in de nieuwe (tweede) rangorde ook op plek 1 is komen te staan op perceel 2. Aan I-SEC diende immers al perceel 1 voorlopig te worden gegund op basis van stap b, welke stap G4S over het hoofd lijkt te zien. Anders dan G4S meent is stap d. hier niet aan de orde. Dit had G4S reeds kunnen begrijpen uit paragraaf 3.7 van de UtI (zie 2.7), alsmede uit de beantwoording van vraag 983 in de NvI: Vraag: In welke gevallen is dit [stap d., vzr] aan de orde? Antwoord: Dit is bijvoorbeeld aan de orde als na bezwaar een partij wegvalt uit de rangorde. Al met al heeft Schiphol de vooraf bekend gemaakte systematiek voor de perceelverdeling op de juiste wijze toegepast, zodat dit bezwaar G4S niet kan baten.”
Vernieuwend, innovatief, creatief en onderscheidend
“De woorden ‘vernieuwend’ en ‘innovatief’ (synoniemen) staan niet letterlijk genoemd in paragrafen 5.3, 5.4 en 5.5 van de UtI waarin subgunningscriteria GC2, GC3 en GC4 nader zijn omschreven. Wel staat daar expliciet vermeld dat de inschrijvingen worden beoordeeld op de mate waarin die ‘creativiteit’ vertonen en ‘onderscheidend’ zijn ten opzichte van andere inschrijvingen. Hoewel ‘creatief’ geen synoniem is voor vernieuwend en innovatief, is dat woord er wel nauw verwant aan. Het is dan ook niet vreemd dat Schiphol in haar beoordeling steeds het gebruik van de woorden ‘vernieuwend’ en ‘innovatief’ heeft gelinkt aan de wel in de UtI genoemde woorden ‘creatief’ en ‘onderscheidend’. Duidelijk is dat Schiphol in haar beoordeling in de kern steeds hetzelfde heeft bedoeld, namelijk dat G4S een behoudende en niet creatieve/vernieuwende inschrijving heeft ingediend.”
CTSN terecht terzijde gelegd
“Schiphol heeft vastgesteld dat de inschrijfprijs van CTSN voor elk van de 3 percelen: (i) significant afwijkt (gemiddeld 20% tot 34%) van de inschrijfprijzen van de andere inschrijvers en (ii) significant afwijkt (32% tot 45%) van de richtprijzen van Schiphol. Schiphol heeft aan CTSN meegedeeld dat zij niet voornemens is een perceel aan CTSN te gunnen, omdat CTSN een ongeldige, onaanvaardbaar hoge inschrijving heeft ingediend en dat indien de inschrijving wel geldig zou zijn, de inschrijving op elk van die percelen de laagste score heeft behaald en zij ook daarom niet voor gunning in aanmerking komt. Vanwege de onaanvaardbaar hoge inschrijving heeft Schiphol de inschrijving van CTSN voor alle 3 de percelen terzijde gelegd.”
“Anders dan CTSN meent getuigt het feit dat Schiphol niet reeds de eerste inschrijving van CTSN als ongeldig terzijde heeft gelegd niet van willekeur. Zoals Schiphol terecht aanvoert zou terzijdelegging van de eerste inschrijving prematuur zijn, aangezien CTSN in de daarop volgende onderhandelingsfase nog de kans had om haar eerste inschrijving te verbeteren.”
De slotsom is dat G4S en CTSN niet aannemelijk hebben gemaakt dat Schiphol is afgeweken van de vooraf bekend gemaakte aanbestedingsstukken of heeft gehandeld in strijd met de Aw 2012 of het ARN 2016. Zij hebben evenmin aannemelijk gemaakt dat de beoordeling van de inschrijvingen ondeugdelijk is. De gunningsbeslissing van 2 juli 2025 dient dan ook overeind te blijven. Er bestaat daarmee geen aanleiding voor oplegging van een gebod tot intrekking van de gunningsbeslissing.
VdLC publishers/consultants BV, 12 november 2025)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl