Aanbestedingsrechtelijke beginselen moeten worden toegepast (week 36)
ARW 2016 | private aanbesteding
Op 17 februari 2025 heeft [eisende partij] een brief ontvangen om deel te nemen aan de meervoudig onderhandse aanbesteding voor de realisatie van de nieuwbouw van DVC conform het Aanbestedingsreglement Werken 2016 (ARW 2016). Het project omvat de nieuwbouw van een kantine, tribune en bijbehorende kleedruimten voor DVC . De rechter zegt dat DVC weliswaar niet aanbestedingsplichtig is, maar, omdat in de aanbiedingsbrief van 17 februari 2025 het Aanbestedingsreglement Werken 2016 (ARW 2016) van toepassing is verklaard, de aanbestedingsrechtelijke beginselen van gelijkheid en transparantie in het kader van de precontractuele goede trouw moeten worden toegepast. (ECLI:NL:RBNNE:2025:3619, Rechtbank Noord-Nederland, Datum uitspraak 14 juli 2025, Datum publicatie 3 september 2025)
Feiten en omstandigheden
Op 17 februari 2025 heeft [eisende partij] een brief ontvangen van Project- en Bouwmanagement [naam project en bouwmanagement] namens haar opdrachtgever DVC , waarbij [eisende partij] is uitgenodigd om deel te nemen aan de meervoudig onderhandse aanbesteding voor de realisatie van de nieuwbouw van DVC conform het Aanbestedingsreglement Werken 2016 (ARW 2016). Het project omvat de nieuwbouw van een kantine, tribune en bijbehorende kleedruimten voor DVC .
Op 24 april 2025 heeft DVC de gunningsbeslissing voor perceel 1 verzonden. Daarbij heeft DVC aan [eisende partij] medegedeeld dat de door [eisende partij] ingediende inschrijving niet door de selectiecommissie als laagste prijs is beoordeeld. De opdrachtgever heeft besloten het gunningsadvies van de selectiecommissie over te nemen. DVC is voornemens de opdracht aan Bouwbedrijf [bouwbedrijf 1] te gunnen. De vordering van [eisende partij] strekt ertoe DVC te gebieden de voorlopige gunningsbeslissing in te trekken en DVC te verbieden de opdracht Bouwbedrijf [bouwbedrijf 1] te gunnen. Het oordeel van de rechter:
Niet aanbestedingsplichtig
“De voorzieningenrechter stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat DVC niet aanbestedingsplichtig is, maar, omdat in de aanbiedingsbrief van 17 februari 2025 het Aanbestedingsreglement Werken 2016 (ARW 2016) van toepassing is verklaard, de aanbestedingsrechtelijke beginselen van gelijkheid en transparantie in het kader van de precontractuele goede trouw moeten worden toegepast.”
Redelijke verwachting
“De voorzieningenrechter overweegt in dit verband dat dit overeenkomt met vaste jurisprudentie daaromtrent. De (precontractuele) verhouding tussen DVC enerzijds en [eisende partij] anderzijds wordt beheerst door de redelijkheid en billijkheid. Bij beantwoording van de vraag of de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat ook een private aanbesteder de aanbestedingsrechtelijke beginselen van gelijkheid en transparantie in acht dient te nemen staat centraal of de (potentiële) aanbieders aan de aanbesteding redelijkerwijs de verwachting kunnen ontlenen dat de aanbesteder de beginselen van gelijkheid en transparantie in acht zal nemen, zodat hij hen daarin naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet mag teleurstellen. Of in een concreet geval een dergelijke verwachting is gewekt, is afhankelijk van het bij de aanbesteding gehanteerde programma, de daarin neergelegde (rand)voorwaarden en de overige omstandigheden van het geval, waaronder de hoedanigheid van betrokken partijen.”
ARW 2016 van toepassing
“In het onderhavige, concrete geval is in de aanbiedingsbrief vermeld dat het ARW 2016 van toepassing is. Dat brengt mee dat de aanbestedingsrechtelijke beginselen van gelijkheid en transparantie in acht moeten worden genomen. Dat betekent niet alleen dat DVC inschrijvers gelijk (non-discriminatoir) diende te behandelen, maar ook dat deze het transparantiebeginsel in acht diende te nemen. Het gelijkheidsbeginsel brengt onder meer mee dat DVC de door zichzelf opgestelde regels in de inkoopdocumenten op gelijke wijze jegens alle inschrijvers dient na te leven. Uit het transparantiebeginsel vloeit voort dat de voorwaarden en modaliteiten van de gunningsprocedure op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze in de aanbestedingsdocumenten dienen te worden vermeld, opdat, enerzijds, alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers de juiste draagwijdte kunnen begrijpen en zij deze op dezelfde manier interpreteren en, anderzijds, de aanbesteder in staat is om daadwerkelijk na te gaan of de offertes van de inschrijvers beantwoorden aan de criteria die op de opdracht van toepassing zijn. Die beginselen van aanbestedingsrecht leiden in zoverre tot een strikt systeem dat niet ten behoeve van één of meer inschrijvers na sluiting van de inschrijvingstermijn een bepaalde uitzondering kan worden gemaakt. Dat zou immers tot het risico van favoritisme en dus ongelijke behandeling leiden.”
VdLC publishers/consultants BV, 10 september 2025)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl