Inschakeling van DRZ door Belastingdienst valt niet onder Richtlijn 2014/24 (week 44)
Aanbestedingsplicht
[appellante] heeft bij de Belastingdienst (BD) geklaagd dat de opdracht voor hertaxaties van voertuigen exclusief aan Domeinen Roerende Zaken (DRZ) zijn gegund en niet zijn aanbesteed. [appellante] heeft in de eerste aanleg gevorderd dat de Staat haar de schade vergoedt die zij heeft geleden. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen. Dit is het hoger beroep van die zaak. Het hof zegt dat in de periode waarop de vordering betrekking heeft, moet worden geconcludeerd dat DRZ en de BD beide diensten/onderdelen van het Ministerie van Financiën zijn. Dit betekent dat de inschakeling van DRZ door de BD om de hertaxaties te verrichten niet onder Richtlijn 2014/24 valt. (ECLI:NL:GHDHA:2025:2255, Gerechtshof Den Haag, Datum uitspraak 15 juli 2025, Datum publicatie 28 oktober 2025)
Feiten en omstandigheden
[appellante] is een onderneming die zich heeft toegelegd op de taxatie van gebruikte voertuigen voor de aangifte van de Belasting van Personenauto’s en Motorrijwielen (BPM). De belastingdienst (BD) kan een aangever van de BPM vragen om het voertuig te schouwen om de aangifte te controleren. Bij de schouw laat de BD een hertaxatie verrichten. Tot 1 december 2013 verrichtten twee particuliere bedrijven (CED en Dekra) deze hertaxaties voor de BD. Vanaf 1 december 2013 verricht Domeinen Roerende Zaken (DRZ) de hertaxaties voor de BD. Op 1 april 2014 zijn de afspraken tussen de BD en DRZ vastgelegd in het ‘Convenant Belastingen en Dienst Roerende Zaken’.
In een e-mail van 14 februari 2022 heeft [appellante] bij de BD geklaagd dat de hertaxaties exclusief aan DRZ zijn gegund en niet zijn aanbesteed. Bij brief van 2 februari 2022 heeft het ministerie van Financiën (MvF), namens de BD, geantwoord dat de hertaxaties door DRZ niet hoeven te worden aanbesteed. [appellante] heeft in de eerste aanleg gevorderd dat de Staat haar de schade vergoedt die zij heeft geleden omdat zij niet heeft kunnen meedingen naar de opdracht voor het uitvoeren van de hertaxaties voor de BD. De rechtbank heef deze vordering in het vonnis van 16 augustus 2023 afgewezen. Dit is het hoger beroep van die zaak. Het hof zegt o.a.:
Onderdelen van het Ministerie van Financiën
“In de periode waarop de vordering van [appellante] betrekking heeft (de periode vanaf 18 april 2016) waren/zijn, zo moet worden geconcludeerd, DRZ en de BD beide diensten/onderdelen van het MvF zonder zelfstandige beslissingsmacht. Zij zijn dus juridisch/formeel/rechtens niet van elkaar te onderscheiden, zodat de in rov. 3.5 geformuleerde vraag ontkennend moet worden beantwoord. Dit betekent, gezien het onder 3.4 overwogene, dat tussen DRZ en de BD geen sprake kan zijn van een overeenkomst onder bezwarende titel, en dat de inschakeling van DRZ door de BD om de hertaxaties te verrichten – wat [appellante] de ‘litigieuze opdracht’ noemt – niet onder Richtlijn 2014/24 valt.”
Richtlijn niet van toepassing
“De onder 3.2 genoemde argumentatie van [appellante] is volledig gebaseerd op Richtlijn 2014/24 en de daarbij behorende bijlage 1. Aangezien, naar zojuist is geoordeeld, die richtlijn en bijlage niet van toepassing zijn op de inschakeling van DRZ door de BD, gaat die argumentatie niet op. Om dezelfde reden doet ook het argument van [appellante] dat de Staat zelf niet op bijlage 1 staat vermeld niet ter zake. Dit geldt ook voor het op de mondelinge behandeling in hoger beroep geëxpliciteerde argument van [appellante] dat de toets, of sprake is van een aanbestedingsplichtige opdracht in de zin van artikel 2 lid 1 onder 5 van Richtlijn 2014/24, moet plaatsvinden op basis van de inhoud en strekking van de opdracht én geabstraheerd van DRZ als opdrachtnemer (blz. 3, 2e alinea PA-B). Er is immers al geen sprake van een ‘overheidsopdracht’ omdat niet voldaan is aan de daarvoor geldende eis dat er een overeenkomst onder bezwarende titel is.”
De rechtbank heeft, resumerend, terecht en op de juiste gronden de vordering van [appellante] afgewezen.
VdLC publishers/consultants BV, 5 november 2025)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl