Marginale wijziging prijsstructuur vereist geen nieuwe aanbesteding (week 43)
Wezenlijke wijziging
Deze zaak van het Hof van Justitie van de EU betreft een Zweedse aanbesteding uit 2020 waarin de politie een contract uitschreef voor het afslepen van voertuigen. In 2021 wijzigde de politie, in overleg met beide opdrachtnemers, de vergoedingsvoorwaarden om de kosten gelijkmatiger over politiezones te verdelen, zonder verhoging van de totale contractwaarde. De Zweedse mededingingsautoriteit stelde echter dat deze wijziging zonder nieuwe aanbesteding was doorgevoerd, en legde de politie een boete van 1,2 miljoen SEK op. De hoogste rechter in Zweden vroeg het Hof van Justitie van de EU om verduidelijking. Het Hof stelt dat een marginale wijziging van prijsstructuur en beloningssysteem, mits deze het contractuele evenwicht niet wezenlijk verandert, géén verandering van de algemene aard vormt en dus geen nieuwe aanbestedingsprocedure vereist. (Arrest van het Hof (Derde kamer), 16 oktober 2025, In zaak C‑282/24,)
Feiten en omstandigheden
De zaak betreft een Zweedse aanbesteding uit 2020 waarin de politie een contract uitschreef voor het afslepen van voertuigen, waarbij de gunning uitsluitend gebaseerd was op de laagste prijs. De inschrijvers moesten een vaste prijs bieden voor transport binnen een straal van 10 kilometer, plus een kilometerprijs voor afstanden daarbuiten. De aanbestedingsdocumenten bepaalden dat prijzen gedurende de looptijd niet mochten worden gewijzigd. In 2021 sloot de politie twee raamovereenkomsten, waaronder één met Lidköpings Biltjänst Hyr AB. Later dat jaar wijzigde de politie, in overleg met beide opdrachtnemers, de vergoedingsvoorwaarden om de kosten gelijkmatiger over politiezones te verdelen, zonder verhoging van de totale contractwaarde. De straal voor de vaste prijs werd vergroot van 10 naar 50 kilometer, en de prijsstructuur werd aangepast: de vaste prijs ging omhoog tot 4.500 SEK, terwijl de kilometerprijs aanzienlijk werd verlaagd. Volgens de politie leidde dit slechts tot een marginale daling van de totale vergoeding.
De Zweedse mededingingsautoriteit stelde echter dat deze wijziging zonder nieuwe aanbesteding was doorgevoerd, en de Förvaltningsrätt i Stockholm legde de politie een boete van 1,2 miljoen SEK op. De rechter oordeelde dat de wijzigingen wezenlijk waren, omdat ze mogelijk andere inschrijvers hadden aangetrokken of tot een andere gunning hadden geleid. Ook werd geoordeeld dat de algemene aard van het contract was veranderd. De politie ging in hoger beroep, maar zowel de Kammarrätt i Stockholm als later de Högsta Förvaltningsdomstol bevestigden grotendeels deze beslissing. De hoogste rechter vroeg daarop het Hof van Justitie van de EU om verduidelijking: kan een wijziging van het vergoedingsmodel, waarbij vaste en variabele prijzen worden herzien zonder aanzienlijke wijziging van de totale waarde, worden beschouwd als een verandering van de “algemene aard” van de raamovereenkomst in de zin van artikel 72, lid 2, van Richtlijn 2014/24/EU?
Toepassing op wijziging van de vergoedingsmethode
Volgens het Hof kan een wijziging van de vergoedingsmethode, waarbij de verhouding tussen vaste en variabele prijzen wordt aangepast, maar de totale waarde slechts marginaal verandert, in beginsel niet worden gezien als een verandering van de algemene aard van de raamovereenkomst. Slechts in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld wanneer de wijziging leidt tot een fundamentele verschuiving van het economisch evenwicht of een aanzienlijke bevoordeling van de opdrachtnemer, kan dit anders zijn. De verwijzende rechter moet dit beoordelen aan de hand van alle omstandigheden. Het Hof benadrukt dat artikel 72 ruimte biedt voor beperkte prijsaanpassingen, omdat een te strikte uitleg elke flexibiliteit zou wegnemen en het praktische nut van de bepaling zou ondermijnen. Concluderend stelt het Hof dat een marginale wijziging van prijsstructuur en beloningssysteem, mits deze het contractuele evenwicht niet wezenlijk verandert, géén verandering van de algemene aard vormt en dus geen nieuwe aanbestedingsprocedure vereist.
Letterlijke tekst van het Hof
Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht: Artikel 72, lid 2, van richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van richtlijn 2004/18/EG moet aldus worden uitgelegd dat de wijziging van de vergoedingsmethode die is opgenomen in een op basis van het criterium van de laagste prijs gegunde raamovereenkomst, die het relatieve gewicht tussen de vaste en de variabele prijzen verandert en tegelijkertijd het prijsniveau zodanig aanpast dat de totale waarde van deze raamovereenkomst niet meer dan marginaal wordt gewijzigd, niet als verandering in de algemene aard van die raamovereenkomst in de zin van die bepaling moet worden beschouwd, tenzij de wijziging van de vergoedingsmethode van die raamovereenkomst tot een fundamentele aantasting van dat evenwicht leidt.
VdLC publishers/consultants BV, 29 oktober 2025)
Lees de volledige uitspraak op curia.europa.eu