Stellingen over beoordeling kwaliteit onvoldoende concreet gemaakt (week 44)
Beoordeling van de kwaliteit
De Staat (Belastingdienst) heeft een Europese niet-openbare aanbestedingsprocedure georganiseerd voor de opdracht “Onderwijskundige diensten & Maatwerk digitale leeractiviteiten”. ILI heeft aan de Staat meegedeeld zich niet te kunnen vinden in de beoordeling van haar inschrijving met betrekking tot Wens 1 en stapt naar de rechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft ILI volgens de rechter volstaan met het verwijzen naar en het herhalen van haar stellingen in de dagvaarding, waarna zij heeft geconcludeerd dat het onbegrijpelijk is dat ILI ‘voldoende’ heeft gescoord in plaats van ‘goed’. ILI is in het geheel niet ingegaan op de uitvoerige schriftelijke reactie van de Staat in de brief van 22 augustus 2025 en in de conclusie van antwoord. Dit kan tot geen andere conclusie leiden dan dat ILI haar stellingen tegenover het (uitvoerig) gemotiveerde verweer van de Staat onvoldoende concreet heeft gemaakt en heeft onderbouwd. De vorderingen worden daarom afgewezen. (ECLI:NL:RBDHA:2025:19512, Rechtbank Den Haag, Datum uitspraak 24 oktober 2025, Datum publicatie 31 oktober 2025)
Feiten en omstandigheden
De Staat (Belastingdienst) heeft een Europese niet-openbare aanbestedingsprocedure georganiseerd voor de opdracht “Onderwijskundige diensten & Maatwerk digitale leeractiviteiten”. In dit kort geding gaat het om Perceel 2 (“Didactische trainingsdiensten”), waarop met maximaal drie dienstverleners een raamovereenkomst zal worden gesloten. Binnen dit perceel vallen diensten voor (het geven van adviezen over) het ontwikkelen, het aanpassen en/of het uitvoeren van didactische trainingsactiviteiten. Onder andere ILI en Combinatie Moovs hebben een inschrijving ingediend voor Perceel 2. In een brief van 4 augustus 2025 heeft de Staat zijn gunningsbeslissing aan ILI kenbaar gemaakt. In die brief heeft de Staat meegedeeld voornemens te zijn Perceel 2 te gunnen aan drie partijen (waaronder Combinatie Moovs). Daarbij heeft de Staat vermeld dat ILI voor Perceel 2 als vierde in de rangorde is geëindigd en daarom niet voor gunning in aanmerking komt. ILI heeft bij brief van 11 augustus 2025 aan de Staat meegedeeld zich niet te kunnen vinden in de beoordeling van haar inschrijving met betrekking tot Wens 1. In een brief van 22 augustus 2025 heeft de Staat aan ILI meegedeeld geen aanleiding te zien voor herziening van de gunningsbeslissing. ILI vordert de Staat te gebieden om de gunningsbeslissing in te trekken. Het oordeel van de rechter:
Te weinig tijd
“Tussen partijen is in geschil of de gunningsbeslissing met betrekking tot Perceel 2 in stand kan blijven. Volgens ILI is dat niet het geval. Zij heeft aan dit standpunt de in haar brief van 11 augustus 2025 genoemde en in de inleidende dagvaarding herhaalde bezwaren tegen de beoordeling van haar inschrijving ten grondslag gelegd. De Staat heeft naar voren gebracht dat in zijn brief van 22 augustus 2025 al uitvoerig is ingegaan op de bezwaren van ILI tegen de gunningsbeslissing en de beoordeling van haar inschrijving. De Staat heeft er daarbij op gewezen dat ILI in de dagvaarding in het geheel niet is ingegaan op de uitgebreide schriftelijke reactie die de Staat in die brief heeft gegeven. ILI heeft in dit verband betoogd dat zij daarvoor te weinig tijd had, omdat de dagvaarding gelet op de Alcatel-termijn uiterlijk op 25 augustus 2025 aan de Staat moest worden betekend.”
Niet ingegaan op uitvoerige reactie van de staat
“Naar het oordeel van de voorzieningenrechter valt niet in te zien waarom het voor ILI niet mogelijk was om in de periode tussen het uitbrengen van de dagvaarding en de mondelinge behandeling van het kort geding, een periode van ruim zes weken, bij voorbeeld in een nadere akte, in te gaan op de brief van de Staat van 22 augustus 2025. ILI heeft in ieder geval niet aannemelijk gemaakt dat die mogelijkheid er voor haar niet was; zij heeft slechts betoogd dat er tussen de ontvangst van de brief van 22 augustus 2025 en de laatste dag waarop zij tot dagvaarding diende over te gaan te weinig tijd was om op de brief te reageren. Daar komt nog bij dat de Staat op 8 oktober 2025 een conclusie van antwoord heeft ingediend, waarin opnieuw uitgebreid is ingegaan op alle bezwaren die ILI tegen de beoordeling van haar inschrijving naar voren heeft gebracht. Tijdens de mondelinge behandeling heeft ILI volstaan met het verwijzen naar en het herhalen van haar stellingen in de dagvaarding, waarna zij heeft geconcludeerd dat het onbegrijpelijk is dat ILI ‘voldoende’ heeft gescoord in plaats van ‘goed’. Ook tijdens de mondelinge behandeling is ILI in het geheel niet ingegaan op de uitvoerige schriftelijke reactie van de Staat in de brief van 22 augustus 2025 en in de conclusie van antwoord. Dit kan tot geen andere conclusie leiden dan dat ILI haar stellingen tegenover het (uitvoerig) gemotiveerde verweer van de Staat onvoldoende concreet heeft gemaakt en heeft onderbouwd. De vorderingen worden daarom afgewezen.”
VdLC publishers/consultants BV, 5 november 2025)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl