Terecht terzijde gelegd vanwege onvolledig UEA (week 43)
UEA | herstel van een kleine fout
De Provincie Limburg, de gemeente Meerssen en de gemeente Sittard-Geleen hebben op 11 april 2025 een Europees openbare aanbestedingsprocedure uitgeschreven voor onderhoud van straatverlichting. Provincie Limburg c.s. hebben Insta Zuid medegedeeld uitgesloten van deelname vanwege een niet volledig ingevuld UEA. Omdat het UEA en daarmee de inschrijving van Insta Zuid op essentiële punten onvolledig is, en daarbij geen sprake is van een geringe fout of kennelijke omissie, hebben Provincie c.s. de inschrijving van Insta Zuid volgens de rechter terecht als ongeldig terzijde gelegd en geen herstelmogelijkheid geboden. (ECLI:NL:RBLIM:2025:9773, Rechtbank Limburg, Datum uitspraak 9 oktober 2025, Datum publicatie 22 oktober 2025)
Feiten en omstandigheden
De Provincie Limburg, de gemeente Meerssen en de gemeente Sittard-Geleen hebben op 11 april 2025 een Europees openbare aanbestedingsprocedure uitgeschreven voor onderhoud van straatverlichting van 2 percelen (perceel 1 en 2). Insta Zuid heeft voor de aanbesteding met betrekking tot onderhoud openbare verlichting perceel 2 een inschrijving ingediend. Provincie Limburg c.s. hebben bij brief van 24 juni 20255 Insta Zuid medegedeeld dat Insta Zuid wordt uitgesloten van deelname vanwege een ongeldige inschrijving. Insta Zuid kan zich niet verenigen met die beslissing van Provincie c.s. en vordert dat de voorzieningenrechter de Provincie Limburg c.s. veroordeelt Insta Zuid in staat te stellen alsnog het UEA volledig in te vullen en aan de Provincie Limburg aan te bieden. Het oordeel van de rechter:
Geringe fout
“Insta Zuid stelt dat Provincie c.s. haar ten onrechte geen herstelmogelijkheid hebben geboden, aangezien de onbeantwoorde vragen niet de materiële inhoud van de inschrijving betreffen. Kennelijk bedoelt Insta Zuid met die stelling, zoals toegelicht op de mondelinge behandeling, te onderbouwen dat sprake is van een geringe fout die zich voor herstel leent. Die stelling is naar het oordeel van de voorzieningenrechter evident onjuist. De door Insta Zuid onbeantwoord gelaten hoofdvragen betreffen immers uitsluitingsgronden. De strekking van die vragen (over bijvoorbeeld corruptie, strafbare feiten, witwassen, niet nakoming verplichtingen sociaal-recht, faillissement) is nu juist dat Provincie c.s., aan de hand van de antwoorden van een inschrijver op die vragen, moeten kunnen beoordelen of de inschrijver van gunning van de opdracht moet worden uitgesloten. Die vragen kunnen niet onbeantwoord worden gelaten en maken dat het niet invullen ervan niet kan worden gekwalificeerd als een geringe fout.”
7 antwoorden niet gegeven
“De voorzieningenrechter is van oordeel, dat, in het midden latend of de gedragsverklaring wel of niet door Insta Zuid met de inschrijving is meegestuurd, die verklaring – zoals Insta Zuid ook zelf heeft vastgesteld – niet de informatie bevat voor alle niet ingevulde hoofdvragen. Voor Provincie c.s. was aan de hand van die verklaring alleen, derhalve niet mogelijk om de antwoorden op alle onbeantwoorde vragen objectief vast te stellen. Dat Insta Zuid niet bij alle 11 hoofdvragen bewijsmateriaal hoefde te overleggen, zoals zij op de mondelinge behandeling heeft toegelicht, is niet relevant. Die omstandigheid doet immers niet af aan het feit dat Insta Zuid alle essentiële vragen (die uitsluitingsgronden bevatten) diende te beantwoorden. Doordat van 7 essentiële vragen de antwoorden niet zijn gegeven en deze ook overigens, aan de hand van de inschrijving van Insta Zuid, niet objectief kunnen worden vastgesteld, is sprake van een op essentiële punten, onvolledige inschrijving. Niet kan worden vastgesteld dat die inschrijving klaarblijkelijk slechts een eenvoudige precisering behoefde. Van een kennelijke omissie waarvoor een herstelmogelijkheid zou moeten worden geboden is dan ook geen sprake.”
Slotsom
“Nu het UEA en daarmee de inschrijving van Insta Zuid op essentiële punten onvolledig is, en daarbij geen sprake is van een geringe fout of kennelijke omissie, hebben Provincie c.s. de inschrijving van Insta Zuid terecht als ongeldig terzijde gelegd en geen herstelmogelijkheid aan Insta Zuid geboden. Omdat aangenomen wordt dat er geen ruimte is voor het bieden van een herstelmogelijkheid, wordt niet toegekomen aan de beoordeling van de stelling van Insta Zuid dat het disproportioneel is dat van de mogelijkheid tot het bieden van herstel geen gebruik is gemaakt. De hoofdvorderingen van Insta Zuid en daarmee samenhangende nevenvorderingen worden reeds gelet hierop als ongegrond afgewezen.”
VdLC publishers/consultants BV, 29 oktober 2025)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl