Apotheekexploitatie in Slovenië valt onder sociale en andere specifieke diensten (week 35)
Concessie
Op 11 maart 2022 verleende de gemeente Benedikt zonder aanbesteding een vergunning aan MN om een apotheek te exploiteren. Concurrent Farmacija stelde dat dit een dienstenconcessie betrof die in strijd was met richtlijn 2014/23. De zaak kwam via de Sloveense commissie voor aanbestedingsgeschillen bij het Hof van Justitie. Het Hof oordeelde dat apotheekexploitatie, bestaande uit levering en advies tegen betaling, niet geldt als een “niet-economische dienst van algemeen belang”. Wel valt deze activiteit onder “sociale en andere specifieke diensten” zoals bedoeld in artikel 19 van de richtlijn, waardoor aanbestedingsregels beperkt van toepassing zijn. (Arrest van het Hof (Vierde kamer), 10 juli 2025, In zaak C‑715/23.)
Feiten en omstandigheden
Op 11 maart 2022 verleende de gemeente Benedikt zonder voorafgaande bekendmaking een vergunning voor onbepaalde tijd aan MN om een apotheekfiliaal te exploiteren. Concurrent Farmacija maakte bezwaar, omdat zij vond dat de gemeente hiermee feitelijk een concessie voor farmaceutische dienstverlening had verstrekt zonder de juiste aanbestedingsprocedure volgens richtlijn 2014/23 te volgen. De gemeente wees het verzoek om herziening echter af, met het argument dat Farmacija geen beroep kon instellen. Volgens de gemeente ging het namelijk niet om een dienstenconcessie maar enkel om een exploitatievergunning.
Farmacija stapte daarop naar de Sloveense commissie voor aanbestedingsgeschillen, waar zij opnieuw betoogde dat zowel de nationale wet ZNKP als richtlijn 2014/23 waren geschonden. De commissie vroeg zich af of de vergunning inderdaad gelijkstaat aan een concessie voor farmaceutische dienstverlening. Daarbij rees vooral de vraag of dergelijke dienstverlening binnen de reikwijdte van de Europese aanbestedingsrichtlijn valt.
De rechter merkte op dat de Sloveense wetgever gezondheidszorg, waaronder apotheken, als een niet-economische dienst van algemeen belang heeft aangemerkt. Dat komt door hun cruciale rol in de volksgezondheid en de nauwe financiële band met de staat, die hen onderscheidt van gewone marktpartijen. Tegelijkertijd wees de rechter erop dat het Hof van Justitie eerder had geoordeeld dat diensten tegen betaling in beginsel economische activiteiten zijn. Apotheken ontvangen namelijk niet alleen vergoedingen via de verplichte ziektekostenverzekering, maar ook rechtstreeks van gebruikers.
Daarmee ontstond twijfel: moeten apotheekdiensten worden gezien als niet-economische diensten van algemeen belang (en dus buiten de richtlijn), of juist als economische activiteiten die onder de richtlijn vallen? Mocht het laatste gelden, dan wilde de rechter weten of apotheekdiensten misschien onder de categorie “sociale en andere specifieke diensten” uit artikel 19 van richtlijn 2014/23 vallen.
De commissie besloot de behandeling te schorsen en stelde prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de EU. Kort gezegd luidden die vragen: Kunnen farmaceutische diensten (levering en advies over geneesmiddelen) worden beschouwd als niet-economische diensten van algemeen belang in de zin van de richtlijn? Vallen diezelfde diensten, als zij wél economisch zijn, onder de categorie sociale en andere specifieke diensten zoals bedoeld in artikel 19 van de richtlijn?
Exploitatie apotheek valt niet onder ‘niet economische diensten van algemeen belang’.
Het Hof (Vierde kamer) verklaart voor recht dat Artikel 4, lid 2, van richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten moet aldus worden uitgelegd dat de exploitatie van een apotheek, welke activiteit hoofdzakelijk bestaat in de levering, tegen vergoeding, van al dan niet receptplichtige geneesmiddelen voor menselijk gebruik en in het adviseren van gebruikers over het juiste en veilige gebruik van die geneesmiddelen, niet onder het begrip „niet-economische diensten van algemeen belang” in de zin van deze bepaling valt.
Valt wel onder sociale en ander specifieke diensten
Het Hof (Vierde kamer) verklaart voor recht dat Artikel 19 van richtlijn 2014/23 moet aldus worden uitgelegd dat de exploitatie van een apotheek, welke activiteit hoofdzakelijk bestaat in de levering, tegen vergoeding, van al dan niet receptplichtige geneesmiddelen voor menselijk gebruik en in het adviseren van gebruikers over het juiste en veilige gebruik van die geneesmiddelen, onder het in dit artikel 19 genoemde begrip „sociale diensten en andere specifieke diensten” valt.
VdLC publishers/consultants BV, 3 september 2025)
Lees de volledige uitspraak op curia.europa.eu