Beoordelingscommissie is niet afgeweken van beoordelingssystematiek (week 33)
Beoordeling van de kwaliteit
De gezamenlijke UMC’s (Universitaire Medisch Centra) hebben op 10 januari 2025 een Europese openbare aanbesteding aangekondigd voor het sluiten van een overeenkomst met één opdrachtnemer voor de levering van server- en storageapparatuur en advies- en begeleidingsdiensten. SLTN vordert de UMC’s te verbieden om de opdracht, in het bijzonder met betrekking tot Perceel 1, definitief te gunnen aan PQR. Volgens de rechter heeft SLTN echter niet aannemelijk gemaakt dat de beoordelingscommissie bij de beoordeling van subsubgunningscriterium 3 is afgeweken van de in de aanbestedingsstukken bekend gemaakte beoordelingssystematiek, noch dat anderszins sprake is van strijdigheid met het transparantiebeginsel. (ECLI:NL:RBDHA:2025:14307, Rechtbank Den Haag, Datum uitspraak 1 augustus 2025, Datum publicatie 15 augustus 2025)
Feiten en omstandigheden
De UMC’s hebben op 10 januari 2025 gezamenlijk een Europese openbare aanbesteding aangekondigd voor het sluiten van een overeenkomst met één opdrachtnemer voor de levering van server- en storageapparatuur en daarbij behorende specifieke software, inclusief beheer, support en onderhoud en aanverwante diensten (Perceel 1) en met één opdrachtnemer voor advies- en begeleidingsdiensten (Perceel 2). SLTN en PQR hebben tijdig een geldige inschrijving ingediend voor Perceel 1. In de voorlopige gunningsbeslissing van 18 april 2025 hebben de UMC’s aan SLTN meegedeeld dat zij twee inschrijvingen voor Perceel 1 hebben ontvangen, dat de inschrijving van SLTN niet de economisch meest voordelige inschrijving is en dat de UMC’s voornemens zijn om Perceel 1 te gunnen aan PQR. Omdat de UMC’s voor Perceel 2 maar één inschrijving hebben ontvangen, hebben zij vanwege een te laag concurrentieniveau besloten om Perceel 2 niet te gunnen en de aanbestedingsprocedure met betrekking tot dat perceel in te trekken. SLTN vordert de UMC’s te verbieden om de opdracht, in het bijzonder met betrekking tot Perceel 1, definitief te gunnen aan PQR. Het oordeel van de rechter:
Samenwerking
“De voorzieningenrechter is van oordeel dat de UMC’s voldoende hebben onderbouwd dat de in het kader van subsubgunningscriterium 3 gestelde eisen en het toepasselijke beoordelingskader op ondubbelzinnige wijze bekend zijn gemaakt in paragraaf 5.6.3 van het Beschrijvend Document en dat het voor SLTN als normaal oplettende en behoorlijk geïnformeerde inschrijver duidelijk had moeten zijn wat met betrekking tot subsubgunningscriterium 3 van haar werd verwacht. Het betoog van SLTN dat de samenwerking op zichzelf geen ‘beoordelingselement’ is, omdat dit begrip alleen is opgenomen in de inleidende bepalingen van paragraaf 5.6.3, kan niet worden gevolgd. In die paragraaf wordt immers uitdrukkelijk van de inschrijver gevraagd om te beschrijven op welke wijze invulling wordt gegeven aan ‘deze vereisten’, waarmee onmiskenbaar de in de eerste twee alinea’s van paragraaf 5.6.3 vermelde vereisten, waaronder dat van samenwerking, worden bedoeld. Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat uit de in Bijlage A bij de gunningsbeslissing gegeven motivering blijkt dat de beoordelingscommissie de inschrijving van SLTN voor wat betreft subsubgunningscriterium 3 aan de hand van het in paragraaf 5.6.3 vermelde beoordelingskader heeft beoordeeld. Hiertegenover heeft SLTN niet aannemelijk gemaakt dat de beoordelingscommissie bij de beoordeling van subsubgunningscriterium 3 is afgeweken van de in de aanbestedingsstukken bekend gemaakte beoordelingssystematiek, noch dat anderszins sprake is van strijdigheid met het transparantiebeginsel.”
Geen sprake van strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel
“Volgens SLTN handelen de UMC’s in strijd met het gelijkheidsbeginsel door Perceel 1 wel en Perceel 2 niet te gunnen. SLTN stelt daartoe dat het niet mogelijk is om alleen Perceel 1 te gunnen, omdat de essentie/aard van de opdracht geweld wordt aangedaan als niet ook Perceel 2 wordt gegund, vanwege de symbiose tussen de percelen. Dit is een wezenlijke wijziging van de opdracht, naar analogie van artikel 2.163a Aw, aldus SLTN. Met dit standpunt gaat SLTN er echter aan voorbij dat, zoals de UMC’s terecht hebben aangevoerd, Perceel 1 en Perceel 2 betrekking hebben op dezelfde opdracht en in die zin met elkaar samenhangen, maar dat die samenhang niet zo ver gaat dat de gunning van het ene perceel betekent dat ook het andere perceel gegund moet worden. Bovendien hebben de UMC’s in paragraaf 5.7.3 van het Beschrijvend Document en in de Nota’s van Inlichtingen, meer in het bijzonder in de antwoorden op de vragen 70, 71, 153, 177 en 205 tot en met 209, steeds uitdrukkelijk en ondubbelzinnig de mogelijkheid open gehouden om Perceel 2 niet te gunnen. Dat de UMC’s er vanwege een te laag concurrentieniveau voor hebben gekozen om de aanbestedingsprocedure voor dat perceel in te trekken, maakt daarom, anders dan SLTN heeft gesteld, niet dat sprake is van een (wezenlijke) wijziging van de opdracht. De UMC’s hebben in dit verband immers voldoende onderbouwd dat de opdracht voor Perceel 1 ook na de intrekking van de aanbestedingsprocedure voor Perceel 2 ongewijzigd blijft. Van strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel is daarom geen sprake.”
De vorderingen van SLTN worden afgewezen.
VdLC publishers/consultants BV, 20 augustus 2025)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl