Gedragsverklaring Aanbesteden terecht geweigerd (week 24)
Uitsluitingsgronden | gedragsverklaring aanbesteden | evenredigheidsbeginsel
[eiser] heeft een gedragsverklaring aanbesteden (GVA)verklaring aangevraagd en het ministerie van Rechtsbescherming heeft het geweigerd. [eiser] wijst op de omstandigheden dat de weigering voor haar enorme gevolgen heeft, omdat zij als aannemer gericht is op grondwerkzaamheden voor overheden en overheden altijd een GVA vragen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat echter onvoldoende om te concluderen dat de weigering van de GVA in dit geval zo onevenredig is met het doel en de strekking van de relevante bepalingen uit de Aanbestedingswet, dat die bepalingen niet zouden mogen worden toegepast. (ECLI:NL:RBOVE:2025:3491, Rechtbank Overijssel, Datum uitspraak 28 mei 2025, Datum publicatie11-juni 2025)
Feiten en omstandigheden
Deze zaak gaat over de weigering van een gedragsverklaring aanbesteden (GVA). [eiser] heeft de verklaring aangevraagd en het ministerie van Rechtsbescherming (verweerder) heeft het geweigerd. [eiser] is een aannemingsbedrijf en veelal werkzaam voor overheidsinstanties, zoals gemeenten. Op 16 januari 2023 is [eiser] in hoger beroep door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld voor het veroorzaken van brand door schuld. [eiser] is in hoger beroep veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 40.000 euro, met een proeftijd van 2 jaren. Op 3 februari 2023 heeft [eiser] bij verweerder een aanvraag om een GVA ingediend. Op 26 mei 2023 heeft verweerder de aanvraag van [eiser] afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 februari 2024 op het bezwaar van [eiser] is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. In geschil is of verweerder de GVA terecht heeft geweigerd. Het oordeel van de rechter:
Enorme gevolgen
“[eiser] wijst op de omstandigheden dat de weigering voor haar enorme gevolgen heeft, omdat zij als aannemer gericht is op grondwerkzaamheden voor overheden en overheden altijd een GVA vragen. Het niet kunnen aanleveren van een GVA leidt ertoe dat zij geen opdrachten meer krijgt. Dat gebeurt op dit moment al. Een andere klantenkring zoeken, is voor haar niet haalbaar. Als de weigering van de GVA in stand blijft, kan dat volgens [eiser] het einde van haar onderneming betekenen. Dat maakt de weigering van de GVA evident onredelijk en disproportioneel, aldus [eiser]. Daartegenover staan de belangen die zijn gemoeid met aanbestedingen, waarbij het met name gaat om integriteit en het zorgvuldig besteden van belastinggeld. Volgens [eiser] is haar integriteit niet in het geding, zodat de weigering van de GVA niet gerechtvaardigd is gelet op het doel van de Aw en de omstandigheden van dit geval. Verder wijst zij er onder meer op dat het incident waarvoor zij is veroordeeld zich in 2016 heeft voorgedaan, dat zij nooit bij enig ander strafbaar feit betrokken is geweest, dat het incident waarvoor zij is veroordeeld een opeenstapeling van ongelukkige feiten en een ongelukkige samenloop van omstandigheden is geweest waarbij ook andere partijen waren betrokken en dat de opgelegde boete het grensbedrag voor weigering van de GVA maar marginaal overschrijdt. Ook wijst zij erop dat de huidige directeur-grootaandeelhouder (DGA) bezig is om de onderneming te verkopen en dat er sinds 2016 diverse maatregelen zijn genomen om herhaling van het betreffende incident te voorkomen.”
Lang geleden
“Daartoe is van belang dat een deel van de omstandigheden die [eiser] naar voren brengt, al door de wetgever zijn meegewogen. Het gaat daarbij om de omstandigheden dat het incident lang geleden heeft plaatsgevonden en dat [eiser] niet een tweede keer is veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf. Die moeten worden geacht te zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever bij het opstellen van de relevante bepalingen uit de Aw, gelet op de formulering van die bepalingen. Daarin gaat het immers om ‘één of meer veroordelingen’, en die moeten ‘onherroepelijk’ zijn, zodat de onderliggende gedragingen lang geleden kunnen hebben plaatsgevonden. Dat geldt ook voor het soort misdrijf (culpoos delict) waarvoor [eiser] is veroordeeld en de zwaarte van de straf. Die aspecten zijn expliciet onderdeel van de toetsingscriteria in de Aw voor de afgifte of weigering van een GVA, zodat niet kan worden gezegd dat de wetgever die aspecten niet heeft betrokken bij het opstellen van die bepalingen.”
Failliet
“De enige omstandigheden die [eiser] noemt en die wellicht niet of niet ten volle door de wetgever zijn betrokken bij het opstellen van de relevante bepalingen in de Aw zijn de financiële gevolgen die de weigering van de GVA in dit geval voor [eiser] heeft en haar stelling dat zij maatregelen heeft getroffen om herhaling van het incident te voorkomen. [eiser] heeft deze omstandigheden en haar stellingen daarover echter niet met concrete stukken onderbouwd. De stelling van [eiser] dat zij failliet zal gaan bij weigering van de GVA, wordt door verweerder betwist met het argument dat een GVA niet wettelijk vereist is en daarnaast heeft [eiser] tijdens de mondelinge behandeling op zitting toegelicht dat zij op dit moment nog wel enkele opdrachten heeft en dat het lastig is om bij andere opdrachtgevers aan tafel te komen, maar niet dat dit onmogelijk is. Mede gelet hierop is wat [eiser] hierover heeft aangevoerd naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat de weigering van de GVA in dit geval zo onevenredig is met het doel en de strekking van de relevante bepalingen uit de Aw, dat die bepalingen niet zouden mogen worden toegepast. De beroepsgrond over het buiten toepassing laten van die bepalingen wegens strijd met het evenredigheidsbeginsel, slaagt daarom niet.”
VdLC publishers/consultants BV, 18 juni 2025)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl