Niet ontvankelijk vanwege niet voegen in het eerdere kort geding (week 26)
In beroep gaan | intrekking aanbesteding
De Gemeente Westland gunde een opdracht voorlopig aan [partij 1], maar [partij 2] vocht dit aan wegens vermeende strijdigheid van de inschrijving met de Watervergunning. De voorzieningenrechter stelde [partij 2] in het gelijk en verbood de Gemeente de opdracht aan [partij 1] te gunnen. De Gemeente trok daarop de gunning aan [partij 1] in en kondigde aan de opdracht aan [partij 2] te gunnen. [partij 1] spande daarop een kort geding aan om verdere uitvoering van de intrekkingsbeslissing tegen te houden. De rechter verklaarde [partij 1] echter niet-ontvankelijk, omdat zij had kunnen interveniëren in het eerdere kort geding maar dit bewust heeft nagelaten. (ECLI:NL:RBDHA:2025:10805, Rechtbank Den Haag, Datum uitspraak 17 juni 2025, Datum publicatie 25 juni 2025)
Feiten en omstandigheden
De Gemeente Westland heeft een Europese aanbestedingsprocedure gehouden voor de opdracht ‘reconstructie [straatnaam] te [plaats] ’. De Gemeente heeft drie inschrijvingen ontvangen. Omdat [partij 1] de inschrijving met de beste prijs-kwaliteitverhouding had gedaan, heeft de Gemeente op 28 november 2024 een voorlopige gunningsbeslissing genomen waarbij [partij 1] als winnaar is aangemerkt.[partij 2] , de inschrijver met de één na beste prijs-kwaliteitverhouding, heeft hiertegen bezwaar gemaakt bij de Gemeente en na afwijzing daarvan een kort geding aangespannen tegen de Gemeente. Volgens [partij 2] was de inschrijving van [partij 1] ongeldig omdat deze niet voldoet aan de minimumeisen zoals opgenomen in het Bestek en de bijlagen, waaronder de Watervergunning. Artikel 4.3.3. van de Watervergunning bepaalt namelijk dat drijvende objecten buiten werktijden en in het weekend moeten worden afgekoppeld en in de lengterichting langs een oeverlijn moeten worden geplaatst en de inschrijving van [partij 1] wijkt daarvan af. Bij vonnis in kort geding van 24 februari 2025, zaak-/ rolnummer: C/09/678021 / KG ZA 25-1 heeft de voorzieningenrechter de Gemeente verboden uitvoering te geven aan de door haar op 28 november 2024 geuite voorlopige gunning en bepaalt dat wanneer de Gemeente nog tot gunning van het Werk wenst over te gaan, door haar een nieuwe voorlopige gunningsbeslissing moet worden genomen, waarbij het Werk aan geen ander dan [partij 2] mag worden gegund. De Gemeente heeft [partij 1] op 25 februari 2025 telefonisch op de hoogte gesteld van het vonnis en haar later een afschrift daarvan gestuurd (op 11 maart 2025). Op 6 maart 2025 heeft de Gemeente [partij 1] als volgt bericht:
“ De rechter heeft vonnis gewezen en bepaald dat de gemeente uw inschrijving als ongeldig had moeten verklaren vanwege strijdigheid met de Watervergunning die onderdeel was van de aanbestedingsdocumenten. Naar aanleiding van de uitspraak van de rechter heeft de gemeente besloten de gunningsbeslissing van 28 november 2024 via dit schrijven in te trekken. Op basis van het vonnis van de rechter ziet de gemeente zich genoodzaakt uw inschrijving als ongeldig te beschouwen en terzijde te leggen. Tevens deelt de gemeente u via dit schrijven mede dat zij voornemens is de opdracht aan Aannemingsbedrijf [partij 2] B.V. te gunnen.”
[partij 1] vordert dat de voorzieningenrechter de Gemeente verbiedt verdere uitvoering te geven aan de intrekkingsbeslissing. Het oordeel van de rechter:
Ongunstige uitkomst
“Met het onderhavige kort geding komt [partij 1] op tegen de voor haar ongunstige uitkomst van het eerdere kort geding tussen [partij 2] en de Gemeente als gevolg waarvan de voorlopige gunning aan [partij 1] onderuit is gegaan. De kern van haar vordering is dat de gemeente toch aan haar, [partij 1] , moet gunnen terwijl de kortgedingrechter heeft geoordeeld dat de gemeente (zou zij nog willen gunnen) aan [partij 2] moet gunnen. Precies deze gang van zaken beoogt de bepaling in paragraaf 4.8 van het Beschrijvend document tegen te gaan.”
Gewezen op mogelijkheid van voeging
“Vaststaat dat [partij 1] tijdig op de hoogte is gesteld van de dagvaarding in de kortgedingprocedure tussen [partij 2] en de Gemeente. Ook heeft zij kennis genomen van de conclusie van antwoord van de Gemeente voordat die werd ingediend, en is zij gewezen op de mogelijkheid om in die procedure tussen te komen of zich te voegen.”
Niet ontvankelijk
“Zowel uit de dagvaarding als uit de conclusie van antwoord heeft [partij 1] kunnen opmaken dat inzet van dat kort geding was de (voorlopige) gunning aan [partij 1] en de door [partij 2] ingeroepen ongeldigheid van de inschrijving van [partij 1] omdat niet aan de in de Watervergunning gestelde voorwaarden zou zijn voldaan. [partij 1] had er ernstig rekening mee moeten houden dat (ook) ter zitting op het al dan niet voldoen aan die voorwaarden zou worden ingegaan en van invloed zou kunnen zijn op het oordeel over de voorlopige gunning. Uit de correspondentie van 4 februari 2025 van [partij 1] aan de Gemeente, zie hiervoor onder 3.7, blijkt dat [partij 1] zich hiervan ook bewust was. Door ervoor te kiezen niet te interveniëren in dat kort geding heeft [partij 1] kennelijk bewust nagelaten haar standpunt in dat kort geding naar eigen inzicht en op basis van haar (beter) bekende feiten en omstandigheden, naar voren te brengen. Het risico dat uit deze keuze voortvloeit komt geheel voor rekening van [partij 1] .”
Het voorgaande betekent dat [partij 1] niet-ontvankelijk is in haar vorderingen.
VdLC publishers/consultants BV, 2 juli 2025)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl