TEPP mocht alsnog een eigen UEA indienen (week 31)
UEA | fundamenteel gebrek
[naam 1] en TEPP hebben vóór 2 september 2024 gezamenlijk één Uniform Europees Aanbestedingsdocument (UEA) aangeleverd voor de aanbesteding ‘Tijdelijk beheer van het Marineterrein Amsterdam’ van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). De rechter heeft ter zitting geoordeeld dat er onder de gegeven omstandigheden geen reden voor het RVB was om [naam 1] en TEPP direct uit te sluiten van deelname aan de aanbesteding. Van aanvang af was het bij het RVB duidelijk dat [naam 1] en TEPP als combinatie wilden inschrijven. Zij hebben ook elk een handtekening gezet op het (eerste) UEA, waarop [naam 1] en TEPP beiden stonden vermeld. Dat het RVB TEPP onder deze omstandigheden de mogelijkheid tot herstel heeft geboden door TEPP voor het sluiten van de inschrijving alsnog een eigen UEA te laten indienen, acht de voorzieningenrechter niet onaanvaardbaar. (ECLI:NL:RBDHA:2025:14083, Rechtbank Den Haag, Datum uitspraak 11 juni 2025, Datum publicatie 30 juli 2025)
Feiten en omstandigheden
De Staat is eigenaar van de grond en gebouwen op het Marineterrein in Amsterdam. Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) heeft op 27 juni 2024 op Tenderned een aanbestedingsprocedure ‘Tijdelijk beheer van het Marineterrein Amsterdam’ aangekondigd. De uiterste datum voor aanmelding voor de aanbesteding was 2 september 2024. NTB heeft zich tijdig aangemeld voor de aanbesteding. [naam 1] en TEPP hebben vóór 2 september 2024 gezamenlijk één Uniform Europees Aanbestedingsdocument (UEA) aangeleverd. In dit UEA staat vermeld dat [naam 1] tezamen met TEPP inschrijft voor de aanbesteding. Het document is ondertekend door zowel [naam 1] als door de bestuurder van TEPP. Het RVB heeft [naam 1] en TEPP na 2 september 2024 erop gewezen dat [naam 1] en TEPP elk afzonderlijk een UEA moesten aanleveren en TEPP daartoe alsnog in de gelegenheid gesteld. Dit is vervolgens door TEPP op 18 september 2024 gedaan. Op 17 februari 2025 heeft het RVB aan de inschrijvers de gunningsbeslissing toegezonden. Uit het beoordelingsformulier volgt dat NTB als tweede in de rangorde is geëindigd en dat inschrijver [naam 1] als eerste in de rangorde is geëindigd. NTB heeft op de kwaliteitswaarde beter gescoord dan [naam 1] . [naam 1] heeft beter gescoord op de inschrijvingssom. Daaraan ligt ten grondslag dat NTB een gemiddeld uurtarief van € 108,75 heeft geoffreerd, terwijl [naam 1] een uurtarief van € 60,- heeft geoffreerd. NTB heeft bij brief van 25 februari 2025 bezwaar gemaakt tegen de gunningsbeslissing. Zij heeft aangevoerd dat zij na grondige bestudering van de beoordelingsformulieren en de gehanteerde systematiek meent dat de aanbestedingsprocedure fundamentele gebreken bevat en dat de beoordeling van de inschrijvingen onjuist is. NTB vordert het RVB te veroordelen (1) de gunningsbeslissing d.d. 7 februari 2025 inzake het Marineterrein in te trekken en ingetrokken te houden, en (2) de aanbestedingsprocedure ‘Tijdelijk beheer van het Marineterrein Amsterdam’, te staken en gestaakt te houden. Het oordeel van de rechter:
Mogelijkheid tot herstel niet onaanvaardbaar
“De voorzieningenrechter stelt vast dat in hoofdstuk 6 van de aanbestedingsleidraad inschrijving staat vermeld dat in het geval van een aanmelding door een combinatie, elk van de combinanten bij aanmelding afzonderlijk een eigen verklaring moet indienen. Gebleken is dat dat aanvankelijk niet is gebeurd en dat het RVB, na ontdekking van de fout, aan TEPP na sluiting van de aanmeldingsfase de gelegenheid heeft geboden alsnog een separate eigen verklaring in te dienen. Het RVB heeft verder toegelicht dat in de gunningsbeslissing per abuis alleen [naam 1] als inschrijver staat vermeld (die als hoogste in de rangorde is geëindigd), maar dat dit berust op een evidente omissie; daar had [naam 1] en TEPP moeten staan, nu zij gezamenlijk hebben ingeschreven. De voorzieningenrechter heeft ter zitting geoordeeld dat er onder de gegeven omstandigheden geen reden voor het RVB was om [naam 1] en TEPP direct uit te sluiten van deelname aan de aanbesteding. Daarvoor is van belang, zoals namens het RVB ook is aangevoerd, dat al van aanvang af bij het RVB duidelijk was dat [naam 1] en TEPP als combinatie wilden inschrijven. Zij hebben ook elk een handtekening gezet op het (eerste) UEA, waarop [naam 1] en TEPP beiden stonden vermeld. Dat het RVB TEPP onder deze omstandigheden de mogelijkheid tot herstel heeft geboden door TEPP voor het sluiten van de inschrijving alsnog een eigen UEA te laten indienen, acht de voorzieningenrechter niet onaanvaardbaar.”
Geen sprake van fundamenteel gebrek in de aanbesteding
“Het RVB heeft er verder met juistheid op gewezen dat bij het subgunningscriterium kwaliteit Beheer (paragraaf 3.4 van Aanbestedingsleidraad) van de inschrijvers ook is gevraagd om aan te geven met welke projectorganisatie zij de opdracht willen inzetten. Daarin is gevraagd om ook in te gaan op aantallen fte’s/functies en op de vraag hoe een efficiënte en slagvaardige projectorganisatie samen te stellen. In zoverre heeft het RVB terecht aangevoerd dat ook aan de voorkant, bij toetsing van het kwaliteitscriterium, wordt nagegaan of niet (overmatig) veel overig personeel in de projectorganisatie zal worden aangesteld. Het is vervolgens aan het RVB om bij de uitvoering van de opdracht te (blijven) controleren of het kernteam zijn eigen werkzaamheden zelf blijft verrichten en niet (delen van) die eigen werkzaamheden onderhands doorschuift naar de overige personeelsleden, in een poging op die wijze een verhoging van het budget van het overige personeel te rechtvaardigen, onder vermindering van de eigen werklast. Dat een adequate controle noodzakelijk is betekent echter niet dat daarom geconcludeerd moet worden dat de beoordelingsmethodiek op zich niet deugt en/of niet leidt tot de beste prijs-kwaliteitsverhouding. Uitgangspunt blijft immers dat het kernteam in een vastgesteld aantal uren zijn eigen taak tegen een vast tarief zal moeten verrichten gedurende de hele looptijd van de overeenkomst. Overigens geldt dat het RVB onbetwist heeft aangevoerd dat ook in de afgelopen jaren concept-jaarplannen vooraf zijn besproken en toegelicht door PBMA aan de leden van de Stuurgroep, en dat dit geregeld tot aanscherping of aanpassing van deelposten van het jaarplan heeft geleid. Dat bespreken en zo nodig aanpassen van een begroting is dus ook de methode die beoogd is bij de post overig personeel in de komende jaren. De conclusie is dat van een fundamenteel gebrek in de aanbesteding op voormeld punt geen sprake is. Daarom kan verder in het midden blijven of NTB eerder had moeten klagen.”
De primaire vordering van NTB komt niet voor toewijzing in aanmerking.
VdLC publishers/consultants BV, 6 augustus 2025)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl