Wijziging opdracht Europese Commissie niet onrechtmatig (week 30)
Wezenlijke wijziging
In deze zaak stelt BT Global Services Belgium dat de Europese Commissie onrechtmatig een overheidsopdracht heeft gewijzigd zonder nieuwe aanbesteding. Het Gerecht verwerpt dit. De wijziging was volgens de Commissie noodzakelijk vanwege onvoorzienbare omstandigheden, zoals de COVID-19-pandemie en gerechtelijke uitspraken. Het Hof oordeelt dat deze omstandigheden uitzonderlijk en niet te voorzien waren, en dus een wijziging rechtvaardigen. Ook is geen schending van transparantie of gelijke behandeling vastgesteld. (Arrest van het Gerecht (Vierde kamer), 23 juli 2025 in zaak T‑1081/23)
Feiten en omstandigheden
Dit is een zaak van BT Global Services Belgium tegen de Europese Commissie over een wijziging die al dan niet wezenlijk is. BT voert aan dat de wijziging van de opdracht in strijd is met artikel 72, lid 1, onder c), i), van richtlijn 2014/24 (en het gelijkluidende artikel in verordening 2018/1046), omdat de wijziging volgens haar niet het gevolg was van onvoorzienbare omstandigheden. Volgens deze bepalingen mag een opdracht zonder nieuwe aanbesteding alleen worden gewijzigd als zich omstandigheden voordoen die een normaal zorgvuldige aanbestedende dienst niet kon voorzien.
Onvoorzienbare omstandigheden
Uit overweging 109 van de richtlijn blijkt dat “onvoorzienbare omstandigheden” externe gebeurtenissen zijn die ondanks een zorgvuldige voorbereiding niet te voorzien waren, rekening houdend met de beschikbare middelen, het projecttype en goede praktijk.
In dit geval wees het bestreden besluit op de COVID-19-pandemie en drie rechterlijke uitspraken (tussen april 2022 en maart 2023) die de ondertekening van een eerdere raamovereenkomst opschortten. Deze gebeurtenissen leidden tot de annulering van de eerdere overeenkomst en maakten de migratie naar een nieuw netwerk onmogelijk. De rechtbank oordeelt dat deze gebeurtenissen uitzonderlijk en onvoorzienbaar waren, en dat de Commissie bij de voorbereiding van de oorspronkelijke opdracht in 2019 redelijkerwijs geen rekening hoefde te houden met zulke scenario’s. Daarom wordt geoordeeld dat wél voldaan is aan de voorwaarden voor wijziging en wordt het eerste middel van verzoekster verworpen.
Noodzakelijke wijzigingen
Verzoekster stelt in haar tweede middel dat de Commissie ten onrechte artikel 172, lid 3, onder a), van verordening 2018/1046 als rechtsgrondslag voor de wijziging van de opdracht heeft gebruikt, zonder voldoende te motiveren dat aan de voorwaarden van die bepaling is voldaan. Dit artikel betreft wijzigingen die noodzakelijk zijn wegens omstandigheden binnen de controle van de aanbestedende dienst, zoals aanvullende diensten of werken. Het bestreden besluit noemt echter ook artikel 172, lid 3, onder b), van dezelfde verordening, dat wijzigingen toestaat bij onvoorzienbare omstandigheden. In de motivering verwijst de Commissie vooral naar deze laatste bepaling, die inhoudelijk gelijk is aan artikel 72, lid 1, onder c), van richtlijn 2014/24.
Aangezien is vastgesteld dat er daadwerkelijk sprake was van onvoorzienbare omstandigheden (zoals de COVID-19-pandemie en gerechtelijke uitspraken), is de wijziging gerechtvaardigd. Daarom wordt het beroep op schending van onderdeel (a) als niet relevant en ongegrond verworpen.
Maximumwaarde van de opdracht
In haar derde middel stelt verzoekster dat de Commissie de beginselen van gelijke behandeling en transparantie heeft geschonden door de maximumwaarde van de opdracht zonder nieuwe aanbesteding te verhogen van 121,9 miljoen naar 160,9 miljoen euro. Zij beroept zich daarbij op artikel 18, lid 1, van richtlijn 2014/24 en relevante rechtspraak. Volgens het Hof kunnen wijzigingen van een opdracht tijdens de uitvoering zonder nieuwe aanbesteding plaatsvinden, mits voldaan is aan de voorwaarden van richtlijn 2014/24 of, naar analogie, van verordening 2018/1046. Materiële wijzigingen vereisen normaliter een nieuwe procedure, tenzij sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. De Commissie heeft in het eerste middel aangetoond dat er sprake was van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden zoals bedoeld in artikel 172, lid 3, onder b), van verordening 2018/1046. Daardoor is de wijziging toegestaan zonder inbreuk op de fundamentele aanbestedingsbeginselen. Het Hof concludeert dat de wijziging rechtmatig was en dat geen schending van transparantie of gelijke behandeling heeft plaatsgevonden.
VdLC publishers/consultants BV, 30 juli 2025)
Lees het volledige arrest op curia.europa.eu