Aantal inzetten valt binnen het te verwachten aantal (week 7)
Schadevergoeding | opdrachtwaarde
De Staat heeft Dusseldorp op 11 maart 2020 uitgenodigd om een offerte in dienen in de aanbestedingsprocedure voor het leveren en onderhouden van mobiele decontaminatie-, wc- en handenwasunits die benodigd zijn bij het ruimen van bedrijven in het kader van dierziektebestrijding. De rechter meent dat Dusseldorp redelijkerwijs niet de verwachting aan de aanbestedingsstukken mocht ontlenen dat haar inzet beperkt zou zijn tot drie keer per jaar. Voor zover Dusseldorp stelt dat zij ook in crisistijd geen 90 inzetten per jaar had hoeven verwachten, volgt de rechtbank haar hierin niet. De 180 inzetten gedurende de looptijd van de overeenkomst van twee jaar valt binnen het te verwachten aantal in crisistijd. De vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen. (ECLI:NL:RBDHA:2023:17600, Rechtbank Den Haag, Datum uitspraak 15 november 2023, Datum publicatie 16 februari 2024)
Feiten en omstandigheden
De Staat heeft Dusseldorp op 11 maart 2020 uitgenodigd om een offerte in dienen in de aanbestedingsprocedure voor het leveren en onderhouden van mobiele decontaminatie-, wc- en handenwasunits die benodigd zijn bij het ruimen van bedrijven in het kader van dierziektebestrijding. In de ‘ offerteaanvraag huur en bediening van mobiele decontaminatie-, wc- en handwasunits ’ van 10 maart 2020 van de Staat. Dusseldorp heeft na een doorlopen aanbestedingsprocedure een dienstverleningsovereenkomst gesloten met de Staat. Volgens Dusseldorp is zij veel vaker ingezet dan zij bij het aangaan van de overeenkomst mocht verwachten. De vraag die de rechtbank in deze procedure moet beantwoorden is of de Staat op grond van dwaling, onvoorziene omstandigheden of de redelijkheid en billijkheid het door Dusseldorp geleden nadeel dient te vergoeden. De rechtbank zal deze vraag ontkennend beantwoorden, en de vorderingen van Dusseldorp dus afwijzen. De rechter zegt o.a. het volgende:
Waakvlamovereenkomst
“Op de mondelinge behandeling heeft de Staat toegelicht dat sprake is van een zogeheten ‘waakvlamovereenkomst’. Dat wil zeggen dat de Staat er bij het aanbesteden van de opdracht van is uitgegaan dat de inzet waarschijnlijk beperkt zou blijven tot enkele malen per jaar. Met het sluiten van de dienstverleningsovereenkomst verzekert de Staat zich er echter van dat, als zich een crisissituatie voordoet, zij over een kwalitatief goede en betrouwbare opdrachtnemer beschikt die haar dan optimaal kan ondersteunen. Dusseldorp is in de offerteaanvraag, onder het kopje Aanleiding en opdrachtomschrijving (zie rov. 3.1) nadrukkelijk op dit belang van de Staat gewezen. Inherent aan uitbraken van besmettelijke dier- en plantenziekten is dat op voorhand niet valt te bepalen hoeveel ruimingen (inzetten) noodzakelijk zullen zijn. In de offerteaanvraag wordt verder nadrukkelijk een onderscheid gemaakt tussen ‘vredestijd’ en ‘crisistijd’, en in paragraaf 5.2 van de offerteaanvraag komt duidelijk tot uitdrukking dat er in crisistijd van moet worden uitgegaan dat in de eerste 72 uur zes bedrijven per 24 uur worden aangedaan. Dit komt neer op 18 inzetten gedurende alleen al de eerste drie dagen van een crisis. De rechtbank leidt hieruit af dat, indien zich een crisis zou voordoen, Dusseldorp rekening diende te houden met een inzet van tientallen keren per jaar.”
Opdrachtwaarde
“De in de offerteaanvraag gegeven informatie over de te verwachten opdrachtwaarde legt tegen deze achtergrond onvoldoende gewicht in de schaal. Uit de offerteaanvraag volgt in de eerste plaats dat de geraamde waarde een indicatie is waaraan geen rechten kunnen ontleend. De Staat heeft op de mondelinge behandeling verder toegelicht dat de geraamde waarde is gebaseerd op de omzet over de voorafgaande jaren. De laatste uitbraak van een besmettelijke plant- of dierziekte was toen geruime tijd geleden, en is om die reden bij het maken van de prognose niet meegenomen. Dat bij de opdrachtwaarde niet expliciet is vermeld dat de verwachting van de Staat betrekking heeft op de omzet in vredestijd, maakt niet dat Dusseldorp redelijkerwijs van een inzet van drie keer per jaar mocht uitgaan. Op basis van alle overige in de offerteaanvraag verstrekte informatie was voldoende duidelijk kenbaar dat in crisistijd de inzet en dus ook de totale opdrachtwaarde substantieel hoger zou kunnen zijn.”
Vragen stellen
“De rechtbank overweegt ten overvloede dat, voor zover bij Dusseldorp na het lezen van de offerteaanvraag en de daarbij behorende bijlagen al onduidelijkheid bestond over het mogelijke aantal inzetten, het op haar weg had gelegen om hierover vragen aan de Staat te stellen. Die mogelijkheid heeft de Staat in de offerteaanvraag uitdrukkelijk geboden en hiervan heeft Dusseldorp vóór het uitbrengen van de offerte geen gebruik gemaakt. Pas nadat zij het bericht had ontvangen dat de opdracht aan haar zou worden gegund, heeft zij de Staat gevraagd te bevestigen dat de inzet neer komt op “ circa 3-4 dagen per jaar ”. De Staat heeft deze bevestiging niet willen geven. In het antwoord van 27 juli 2023 benadrukt de Staat dat dier- en plantenziekten of andere incidenten zich niet laten voorspellen, en dat de inzet meer of minder kan zijn dan de inzet over de afgelopen jaren. Dusseldorp heeft desalniettemin alsnog zonder voorbehoud de getekende overeenkomst op 30 juli 2020 aan de Staat verstuurd.”
“Uit het voorgaande volgt dat Dusseldorp aan de omzetindicatie, gelezen in samenhang met de overige informatie in de offerteaanvraag, redelijkerwijs niet de verwachting mocht ontlenen dat haar inzet beperkt zou zijn tot drie keer per jaar. Voor zover Dusseldorp stelt dat zij ook in crisistijd geen 90 inzetten per jaar had hoeven verwachten, volgt de rechtbank haar hierin niet. De 180 inzetten gedurende de looptijd van de overeenkomst van twee jaar valt binnen het te verwachten aantal in crisistijd.”
(VdLC publishers/consultants BV, 21 februari 2024)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl