Hof wil deskundigenrapport over vertragingskosten (week 6)
Termijnoverschrijding | onjuistheid in bestek
[geïntimeerde] heeft in opdracht van Carmel het schoolgebouw van het Twickel College in Hengelo (O) gebouwd. [geïntimeerde] wil bouwtijdverlenging en vergoeding van haar vertragingskosten. Carmel vindt dat de vertraging voor rekening van [geïntimeerde] moet komen. Beide partijen beroepen zich voor hun standpunt op de stukken uit de aanbestedingsprocedure. Het hof stelt dat van de aannemer in de aanbestedingsfase niet worden kan gevergd dat hij in detail beoordeelt of het ontwerp van de opdrachtgever juist is en maakbaar. Het hof kan nog niet tot een eindbeslissing komen en heeft behoefte aan een deskundigenrapport met betrekking tot twee onderwerpen. (ECLI:NL:GHARL:2023:8295, Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Datum uitspraak 3 oktober 2023, Datum publicatie 5 februari 2024)
Feiten en omstandigheden
[geïntimeerde] heeft in opdracht van Carmel het schoolgebouw van het Twickel College in Hengelo (O) gebouwd. De bouw omvatte de sloop van een groot deel van de bestaande bebouwing, nieuwbouw daarvan en renovatie van het resterende deel (de sporthal). Partijen spraken af dat de bouw tegen een vaste aanneemsom zou gebeuren en met een vaste datum voor de oplevering. Die opleverdatum is niet gehaald. [geïntimeerde] vindt dat dit is gekomen door omstandigheden die voor rekening van Carmel moeten komen. Daarom wil [geïntimeerde] bouwtijdverlenging en vergoeding van haar vertragingskosten. Carmel vindt dat de vertraging voor rekening van [geïntimeerde] moet komen. Carmel heeft daarom de overeengekomen korting wegens termijnoverschrijding in mindering gebracht op het bedrag dat zij aan [geïntimeerde] moest betalen. In deze zaak wordt ook ingegaan op wat er in de aanbestedingsstukken stond. Het hof zegt daar o.a. over:
De ‘maatmens’
“Partijen beroepen zich voor hun standpunt over de uitleg van de overeengekomen werkzaamheden op de stukken uit de aanbestedingsprocedure. Gesteld noch gebleken is dat daarover in het kader van de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst en het addendum afzonderlijk is onderhandeld. Het hof stelt voorop dat bij de uitleg van deze bepalingen daarom moet gekeken naar de bewoordingen van de tekst van deze bepalingen, gelezen in het licht van de gehele tekst van, in beginsel, alle aanbestedingsstukken. Daarbij komt het aan op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de stukken zijn gesteld. De bedoelingen van de aanbestedende partij zijn daarbij dus niet van belang, tenzij deze bedoelingen uit de aanbestedingsdocumenten en de toelichting daarop kenbaar zijn. Verder gaat het erom of alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers (de ‘maatmens’) de juiste draagwijdte van een bepaalde bepaling hebben kunnen begrijpen. Daarbij geldt dat van inschrijvers een proactieve houding wordt verwacht die meebrengt dat eventuele onduidelijkheden gemotiveerd aan de aanbestedende partij worden gemeld op een zodanig moment dat deze onduidelijkheden nog ongedaan kunnen worden gemaakt.”
Precontractuele fase
“Het hof stelt bij de beoordeling van de vraag of van [geïntimeerde] mocht worden verwacht dat zij voor deze fout al in de aanbestedingsfase had gewaarschuwd het volgende voorop. De aannemer neemt in de precontractuele fase het bestek door met het oog op het begroten van de inschrijvingssom en het inschatten van risico’s en niet met het oog op de ontwerpkwaliteit. In de uitvoeringsfase zal de aannemer het bestek doornemen met het oog op de uitvoering van het werk en in die fase zal een gebrek dan ook eerder worden gekwalificeerd als een gebrek dat de aannemer behoorde te kennen. Met andere woorden: in de aanbestedingsfase beoordeelt de aannemer wat de uitvoering van het ontwerp kost, in de uitvoeringsfase van het werk beoordeelt de aannemer of het ontwerp daadwerkelijk kan worden gemaakt zoals bedacht. Van de aannemer kan in de aanbestedingsfase niet worden gevergd dat hij in detail beoordeelt of het ontwerp van de opdrachtgever juist is en maakbaar.”
Marginale toets
“De aannemer heeft in de aanbestedingsfase wel een zekere onderzoeksplicht, maar die strekt zich niet verder uit dan tot een marginale toets of er fouten zitten in de door de opdrachtgever verstrekte documenten. Wel kan van de aannemer worden verwacht dat hij een inschatting maakt van de risico’s bij het realiseren van het ontwerp, voor zover dit van belang is voor de prijsvorming. Dat reeds vanuit deze invalshoek en de beperkte onderzoeksplicht moet zijn opgevallen dat er een fout in het ontwerp van de shadowboxen zat, waarvoor [geïntimeerde] diende te waarschuwen, heeft Carmel niet voldoende uitgelegd. In het bijzonder heeft Carmel niet uitgelegd dat ook wanneer naar het ontwerp van de vliesgevel wordt gekeken vanuit het oogpunt van prijsbepaling, redelijkerwijs moet zijn opgevallen dat sprake was van een fout in het ontwerp. Het enkele feit dat in de aanbestedingsfase dezelfde (detail)tekeningen beschikbaar zouden zijn geweest als in de uitvoeringsfase is daartoe gelet op het voorgaande niet voldoende.”
Het hof kan nog niet tot een eindbeslissing komen en heeft behoefte aan een deskundigenrapport met betrekking tot twee onderwerpen. Ook heeft het hof een nadere toelichting van [geïntimeerde] nodig over de gestelde vertragingsschade.
(VdLC publishers/consultants BV, 14 februari 2024)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl