Ook besluit tot niet-uitsluiting moet worden gemotiveerd (week 3)
Facultatieve uitsluitingsgrond | motiveringsplicht
In een arrest over de aankoop van gecreosoteerde grenen palen en dwarsliggers voor de spoorweginfrastructuursector in Portugal stelt het HvJEU dat een aanbestedende dienst ook een motiveringsplicht heeft als hij besluit om een inschrijver niet uit te sluiten, bijvoorbeeld omdat de uitsluiting een onevenredige maatregel zou vormen. Een besluit tot niet-uitsluiting terwijl er een facultatieve uitsluitingsgrond van toepassing lijkt te zijn, heeft volgens het HvJEU immers gevolgen voor de rechtspositie van alle overige ondernemers die deelnemen aan de aanbestedingsprocedure in kwestie. Zij moeten hun rechten kunnen verdedigen en in voorkomend geval op basis van de motivering van dat besluit kunnen beslissen om daartegen beroep in te stellen. (ARREST VAN HET HOF (Grote kamer), 21 december 2023 (*) in zaak C‑66/22, ECLI:EU:C:2023:1016)
Feiten en omstandigheden
Toscca heeft bij de bestuurs- en belastingrechter Viseu in Portugalberoep tot nietigverklaring ingesteld tegen het besluit van Infraestruturas de Portugal van 25 juli 2019, waarbij aan Futrifer een opdracht is gegund voor de aankoop van gecreosoteerde grenen palen en dwarsliggers voor de spoorweginfrastructuursector tegen een basisprijs van 2 979 200 EUR. In het kader van dat beroep heeft Toscca tevens gevorderd dat deze opdracht aan haar zou worden gegund.
De verwijzende rechter wil van het HvJEU vernemen of artikel 57, lid 4, eerste alinea, onder d), van richtlijn 2014/24, aldus moet worden uitgelegd dat het besluit van de aanbestedende dienst over de betrouwbaarheid van een ondernemer, dat is vastgesteld met toepassing van de in die richtlijnbepaling neergelegde uitsluitingsgrond, moet worden gemotiveerd. Het hof zegt er o.a. het volgende over.
Unierechtelijk beginsel van behoorlijk bestuur
“In herinnering dient evenwel te worden gebracht dat de aanbestedende dienst zich ook moet houden aan het algemene Unierechtelijke beginsel van behoorlijk bestuur, dat vereisten met zich meebrengt waaraan de lidstaten moeten voldoen wanneer zij het Unierecht uitvoeren. De verplichting van nationale autoriteiten om hun besluiten te motiveren neemt onder die vereisten een bijzonder belangrijke positie in, aangezien het degenen tot wie deze besluiten gericht zijn in staat stelt om hun rechten te verdedigen en om met kennis van zaken te beoordelen of tegen die besluiten beroep in rechte behoort te worden ingesteld (zie in die zin arresten van 15 oktober 1987, Heylens e.a., 222/86, EU:C:1987:442, punt 15, en 7 september 2021, Klaipėdos regiono atliekų tvarkymo centras, C‑927/19, EU:C:2021:700, punt 120).”
Motiveringsplicht in aanbestedingsprocedures
“Hieruit volgt dat de aanbestedende dienst deze motiveringsplicht in acht moet nemen in aanbestedingsprocedures. Die verplichting geldt met name voor besluiten waarbij de aanbestedende dienst een inschrijver uitsluit met toepassing van in het bijzonder een facultatieve uitsluitingsgrond als die welke is neergelegd in artikel 57, lid 4, eerste alinea, onder d), van richtlijn 2014/24.
Zoals namelijk blijkt uit artikel 55, lid 2, onder b), van richtlijn 2014/24, moeten aanbestedende diensten de betrokken inschrijver op diens verzoek zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen 15 dagen na ontvangst van een schriftelijk verzoek informeren over de redenen voor de afwijzing van zijn inschrijving.”
Facultatieve uitsluitingsgrond
“Voorts zij opgemerkt dat de aanbestedende dienst zijn besluit ook moet motiveren wanneer hij constateert dat een inschrijver zich in een van de in artikel 57, lid 4, van richtlijn 2014/24 bedoelde gevallen bevindt, maar desondanks besluit om hem niet uit te sluiten, bijvoorbeeld omdat de uitsluiting een onevenredige maatregel zou vormen. Een besluit tot niet-uitsluiting terwijl er een facultatieve uitsluitingsgrond van toepassing lijkt te zijn, heeft immers gevolgen voor de rechtspositie van alle overige ondernemers die deelnemen aan de aanbestedingsprocedure in kwestie, die bijgevolg hun rechten moeten kunnen verdedigen en die in voorkomend geval op basis van de motivering van dat besluit moeten kunnen beslissen om daartegen beroep in te stellen. In dit verband kan de motivering van het besluit tot niet-uitsluiting worden opgenomen in het definitieve besluit om de opdracht te gunnen aan de begunstigde inschrijver.”
“Gelet op een en ander dient op de derde prejudiciële vraag te worden geantwoord dat artikel 57, lid 4, eerste alinea, onder d), van richtlijn 2014/24, gelezen in het licht van het algemene beginsel van behoorlijk bestuur, aldus moet worden uitgelegd dat het besluit van de aanbestedende dienst over de betrouwbaarheid van een ondernemer, dat is vastgesteld met toepassing van de in die bepaling neergelegde uitsluitingsgrond, moet worden gemotiveerd.”
(VdLC publishers/consultants BV, 24 januari 2024)
Lees de volledige uitspraak op curia.europa.eu