Verplichtingen uit concessieovereenkomst moeten gewoon betaald worden (week 2)
Uitvoering overeenkomst | covid-19
Centercom heeft met de gemeente Hoorn in 2018 een concessieovereenkomst gesloten om reclame-objecten te kunnen exploiteren. Centercom heeft over de jaren 2020 en 2021 de helft van de afgesproken gebruiksvergoeding aan gemeente Hoorn betaald vanwege de coronacrisis. Gemeente Hoorn vordert in deze procedure dat Centercom wordt veroordeeld de rest van de gebruiksvergoeding te betalen. De rechter vindt dat Centercom de overeenkomst volledig dient na te komen. Er is niet is gebleken dat de financiële situatie van Centercom dermate verslechterd is dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om haar aan haar verplichtingen uit de concessieovereenkomst te houden. (ECLI:NL:RBNHO:2023:8070, Rechtbank Noord-Holland, Datum uitspraak 9 augustus 2023, Datum publicatie11 januari 2024)
Feiten en omstandigheden
Centercom heeft met gemeente Hoorn in 2018 een concessieovereenkomst gesloten om reclame-objecten te kunnen exploiteren. In deze overeenkomst is afgesproken dat Centercom een gebruiksvergoeding moet betalen. Centercom heeft over de jaren 2020 en 2021 de helft van de afgesproken gebruiksvergoeding aan gemeente Hoorn betaald vanwege de coronacrisis. Gemeente Hoorn vordert in deze procedure dat Centercom wordt veroordeeld de rest van de gebruiksvergoeding te betalen. De rechtbank wijst deze vordering toe. De rechtbank is van oordeel dat Centercom de overeenkomst volledig dient na te komen. Dit heeft te maken met de aard van de concessieovereenkomst die gemeente Hoorn en Centercom hebben gesloten. Daarnaast is niet is gebleken dat de financiële situatie van Centercom dermate verslechterd is dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om haar aan haar verplichtingen uit de concessieovereenkomst te houden. De rechter zegt:
Brief
“De rechtbank gaat eerst in op de verweren dat gemeente Hoorn haar toezeggingen niet is nagekomen en niet heeft gehandeld als een goed opdrachtgever. In een brief heeft gemeente Hoorn onder meer het volgende aan Centercom geschreven:
‘De gemeente doet haar best de gevolgen van de crisis zo goed mogelijk op te vangen, de financiële impact van de COVID-19 pandemie is groot en we kunnen nog niet alles overzien. De gemeente moet verantwoord omgaan met publiek geld en heeft ook tekorten. Uitgangspunt is dat gebruikers die hun vergoeding kunnen betalen dat ook doen. De gemeente wil onder strikte voorwaarden u als gebruiker tegemoet komen als u failliet dreigt te gaan als gevolg van de coronacrisis.’
Centercom leest in dit onderdeel van de brief van gemeente Hoorn dat gemeente Hoorn zorgvuldig naar de situatie zou kijken, wat gemeente Hoorn vervolgens, volgens Centercom, niet heeft gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank berust deze stelling op een te beperkte lezing van het geciteerde stuk. Gemeente Hoorn heeft daar immers het voorbehoud gemaakt dat Centercom alleen bij een dreigend faillissement tegemoet kan worden gekomen. In de correspondentie met gemeente Hoorn heeft Centercom nooit laten weten dat laatstgenoemde situatie zich voordeed. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Centercom desgevraagd aangegeven dat wel van een dreigend faillissement sprake is geweest. Onderbouwende stukken van deze stelling heeft Centercom echter niet overgelegd, zodat daaraan wordt voorbijgegaan.”
Onvoldoende onderbouwd
“Mede gelet echter op de voorbehouden die gemeente Hoorn in haar brief van 29 april 2022 heeft gemaakt met betrekking tot de ernst van de financiële gevolgen én dat rekening worden gehouden met het deel uitmaken van een holding of een groter concern, had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van Centercom gelegen om aan gemeente Hoorn meer duidelijkheid te verschaffen dan zij heeft gedaan als zij aanspraak wilde maken op een regeling met gemeente Hoorn. Daarbij is ook van belang Centercom met de door haar verstrekte gegevens over 2020 en 2021 alleen onderbouwt dat in die jaren sprake was van omzetverliezen, wat gemeente Hoorn niet betwist. Juist ook gezien haar stelling dat zij de verliezen niet kon opvangen met winsten uit het verleden en dat de gehanteerde tarieven weinig marge bieden voor het goedmaken daarvan in de toekomst, had Centercom meer inzicht moeten bieden in de cijfers over overige jaren, in elk geval 2022 en 2023. Dat Centercom dat, kennelijk vanuit commerciële motieven, niet heeft gedaan komt voor haar eigen rekening en risico. De overzichten met cijfers over 2017 tot en met 2023 die Centercom als producties 13 heeft overgelegd, zijn zonder nadere toelichting, die ontbreekt, in dit verband onvoldoende. Centercom heeft op deze manier onvoldoende onderbouwd dat haar financiële positie zodanig is, dat betaling vorderen van de volledige gebruiksvergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.”
Andere gemeenten hielpen wel
“Tijdens de mondelinge behandeling heeft Centercom nog gesteld dat andere, grotere gemeenten wel bereid waren een helpende hand te bieden aan Centercom. Centercom heeft ook een bewijsaanbod gedaan dat andere gemeenten de coronacrisis wel beoordelen als een onvoorziene omstandigheid. Het feit dat de coronacrisis kan beschouwd als een onvoorziene omstandigheid staat, zoals de rechtbank al eerder heeft overwogen, tussen partijen vast. Net als voor de toepassing van artikel 6:258 BW geldt, is die enkele omstandigheid bij de toepassing van artikel 6:248 BW echter onvoldoende om tot het door Centercom gewenste resultaat te komen. Dit bewijsaanbod is dan ook niet relevant voor beslechting van het geschil van partijen. Bovendien is onduidelijk, als al komt vast te staan dat andere gemeenten wel hun overeenkomst met Centercom hebben aangepast, waarom gemeente Hoorn daartoe ook gehouden zou zijn. Dit geldt zeker gelet op de voorbehouden die gemeente Hoorn heeft gemaakt. Zoals al eerder overwogen, gaat Centercom daarnaast in haar verweer voorbij aan het feit dat gemeente Hoorn in haar brief heeft aangegeven dat zij verantwoord dient om te gaan met publiek geld.”
(VdLC publishers/consultants BV, 17 januari 2024)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl