Geen belang bij een onmiddellijke voorziening (week 51)
Didam
Dit geschil heeft betrekking op twee percelen die eigendom zijn van de Gemeente Veenendaal. [eiseres c.s.] vordert dat de Gemeente wordt geboden over te gaan tot opzegging van de met [A] gesloten overeenkomsten van erfpacht en bruikleen van 10 december 2021. De rechter stelt dat er op dit moment nog geen eenduidig standpunt in de rechtspraak bestaat over de gevolgen van het niet in acht nemen van de Didam-voorschriften bij reeds tot stand gekomen overeenkomsten. De rechter vindt dat als wordt aangenomen dat de overeenkomsten die de Gemeente met [A] heeft gesloten nietig zijn, dat dan aannemelijk is dat de huurovereenkomst en het huurafhankelijk opstalrecht tussen die partijen zal herleven. Bij die stand van zaken heeft [eiseres c.s.] geen belang bij een onmiddellijke voorziening. (ECLI:NL:RBMNE:2023:6782, Rechtbank Midden-Nederland, Datum uitspraak 15 december 2023, Datum publicatie 15 december 2023)
Feiten en omstandigheden
Dit geschil heeft betrekking op twee percelen die eigendom zijn van de Gemeente Veenendaal. Op 2 juni 2008 heeft de Gemeente met betrekking tot de Percelen een huurovereenkomst gesloten met de heer [A]. [A] wilde op de Percelen een tankstation realiseren en exploiteren. Op 26 maart 2009 hebben de Gemeente en [A] daarom ten laste van de Percelen een huurafhankelijk opstalrecht ten gunste van [A] gevestigd. Eind 2021 hebben de Gemeente en [A] de huurovereenkomst en het huurafhankelijk opstalrecht met wederzijds goedvinden vroegtijdig beëindigd en in plaats daarvan zijn zij op 10 december 2021 met betrekking tot Perceel I een erfpachtovereenkomst voor de duur van 30 jaar en met betrekking tot Perceel II een bruikleenovereenkomst overeengekomen.
Op 11 oktober 2023 heeft de Gemeente in het Gemeenteblad een publicatie geplaatst waarin zij bekend maakt dat zij voornoemde overeenkomsten met [A] heeft gesloten en roept degenen die zich niet kunnen verenigen met dit ‘voornemen’ van de Gemeente om uiterlijk 31 oktober 2023 een kort geding te starten. [eiseres c.s.] komt in dit kort geding op tegen de door de Gemeente gesloten overeenkomsten met [A] en vordert dat de Gemeente wordt geboden over te gaan tot opzegging van de met [A] gesloten overeenkomsten van erfpacht en bruikleen van 10 december 2021. Het oordeel van de rechter:
Geen eenduidig standpunt over Didam-voorschriften
“Er bestaat op dit moment nog geen eenduidig standpunt in de literatuur en de rechtspraak over de gevolgen van het niet inachtnemen van de Didam-voorschriften bij reeds tot stand gekomen overeenkomsten. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft eerder, voorshands oordelend geconcludeerd dat een dergelijke overeenkomst nietig is. Het gelijkheidsbeginsel – dat de overheid op grond van artikel 3:14 BW ook bij privaatrechtelijk optreden in acht dient te nemen – is een fundamenteel beginsel dat de strekking heeft om de geldigheid van in strijd daarmee gesloten overeenkomsten aan te tasten. In het bestuursrecht kan schending van dat beginsel worden ingeroepen om tot vernietiging van het daardoor getroffen besluit te komen. Nu het gelijkheidsbeginsel ertoe strekt om ook derden die geen partij zijn bij de meerzijdige rechtshandeling te beschermen, is sprake van nietigheid op grond van artikel 3:40 lid 2 BW. Daarnaast is niet uitgesloten dat ook via de band van artikel 3:40 lid 1 BW geconcludeerd kan worden tot nietigheid. Dit is het geval wanneer wordt aangenomen dat niet Didam-conforme overeenkomsten in strijd zijn met de openbare orde, nu het gelijkheidsbeginsel een fundamenteel beginsel van de Nederlandse rechtsorde betreft. Nadien heeft deze rechtbank bij vonnis van 24 mei 2023 geoordeeld dat het met het oog op de rechtszekerheid wenselijk is de Hoge Raad prejudiciële vragen over dit vraagstuk voor te leggen. Het is de voorzieningenrechter ambtshalve bekend dat dit tussenvonnis geen vervolg heeft gekregen, omdat de procedure (zeer recent) is ingetrokken. De voorzieningenrechter heeft bij deze stand van zaken voorshands oordelend geen reden om anders te oordelen dan hij in zijn uitspraak van 22 maart 2023 heeft gedaan.”
Mogelijk door een nietige afspraak geëindigd
“Als wordt aangenomen dat de overeenkomsten die de Gemeente met [A] heeft gesloten nietig zijn, dan is aannemelijk dat de huurovereenkomst en het huurafhankelijk opstalrecht tussen die partijen zal herleven. De huurovereenkomsten zijn immers alle beëindigd onder de voorwaarde dat [A] een recht van erfpacht krijgt. Die overeenkomsten zijn dus mogelijk door een nietige afspraak geëindigd. Dit leidt ertoe dat [eiseres c.s.] nog steeds geen toegang tot de Percelen krijgt, omdat [A] die tot 2 juni 2028 nog zal kunnen gebruiken.”
Geen belang bij onmiddellijke voorziening
“Bij deze stand van zaken heeft [eiseres c.s.] geen belang bij een onmiddellijke voorziening. Zij heeft voldoende tijd om een bodemprocedure te starten en de argumenten van de Gemeente te laten beoordelen dat zij geen andere keuze had dan de huurovereenkomst met [A] om te zetten in een recht van erfpacht. Dit kort geding leent zich niet voor dat onderzoek. Als blijkt dat het argument van de Gemeente niet opgaat, dan kan [eiseres c.s.] te zijner tijd alsnog meedingen indien de Gemeente een dergelijke uitvraag organiseert.”
De conclusie van het bovenstaande is dat de vorderingen van [eiseres c.s.] worden afgewezen.
(VdLC publishers/consultants BV, 27 december 2023)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl