Actuele uitspraken aanbestedingsrecht week 4
In week 4 zijn er 4 uitspraken op het gebied van het aanbestedingsrecht gepubliceerd, waarvan 3 op rechtspraak.nl en 1 op curia.europa.eu. De uitspraken worden kort besproken en gaan over: Garantieverklaring moedermaatschappij moet buiten beschouwing blijven, aanbestedingsstukken laten zekere rekbaarheid zien, vragen aan HvJEU over quasi-inhouse-uitzondering en beroepsinstantie hoeft geen rechterlijke instantie te zijn.
Garantieverklaring moedermaatschappij moet buiten beschouwing blijven
Bij een niet-openbare aanbestedingsprocedure voor ROAD2023 Netwerken heeft de Staat (ministerie van OCW) de aanmelding van Telindus ongeldig verklaard. Bij de aanmelding heeft Telindus op haar UEA ingevuld dat zij voor haar financiële economische draagkracht een beroep doet op haar moedermaatschappij Proximus N.V. De rechter stelt dat moet worden aangenomen dat [Naam 2] (en daarmee [Naam 1]) niet bevoegd was om de Garantverklaring namens Proximus te ondertekenen. Het aanvullen van een inschrijving (of zoals hier een aanmelding) met stukken die ten tijde van de aanmelding nog niet bestonden, is volgens de rechter op grond van vaste jurisprudentie niet toegestaan. Dat betekent dat de door Proximus getekende Garantverklaring buiten beschouwing moeten blijven. (ECLI:NL:RBDHA:2023:21530, Rechtbank Den Haag, Datum uitspraak 19 december 2023, Datum publicatie 24 januari 2024)
Samenvatting: Garantieverklaring moedermaatschappij moet buiten beschouwing blijven
Aanbestedingsstukken laten zekere rekbaarheid zien
Bij een aanbesteding van de Gemeente Hollands Kroon stelt Maas zich op het standpunt dat Overwijk ongeldig heeft ingeschreven omdat zij niet aan bepaalde certificeringseisen voldoet. De rechter stelt echter dat een CO2-bewust Certificaat niet is vereist. Dit volgt met name uit het feit dat in de aanbestedingsstukken niet expliciet is bepaald dat een inschrijver (al dan niet bij inschrijving) over een CO2-bewust Certificaat dient te beschikken. De rechter onderschrijft ook de opvatting van de Gemeente dat de omschrijvingen “een kwaliteitsmanagementsysteem op basis van ISO 9001 of vergelijkbaar” en “een milieumanagementsysteem op basis van ISO 14001 of vergelijkbaar” een zekere rekbaarheid laten zien. Daaruit volgt dat de systemen (als geheel) niet gelijkwaardig hoeven te zijn. (ECLI:NL:RBNHO:2024:266, Rechtbank Noord-Holland, Datum uitspraak 9 januari 2024, Datum publicatie 23 januari 2024)
Samenvatting: Aanbestedingsstukken laten zekere rekbaarheid zien
Vragen aan HvJEU over quasi-inhouse-uitzondering
Deze zaak heeft betrekking op opdrachten van de gemeenten Barendrecht, Albrandswaard en Ridderkerk (BAR-gemeenten) voor de verwerking van het huishoudelijk restafval van die gemeenten. De gemeenten hebben voor deze opdrachten geen aanbestedingsprocedure gevolgd en beroepen zich daarvoor op de zogeheten quasi-inhouse-uitzondering (met meerdere controlerende aanbestedende diensten) van artikel 2.24b lid 1 Aanbestedingswet 2012. Het hof legt in dit arrest prejudiciële vragen voor aan het Hof van Justitie EU over de uitleg van het voor die uitzondering relevante activiteitencriterium van artikel 12 lid 3 eerste alinea onder b) en lid 5 van Richtlijn 2014/24/EU. (ECLI:NL:GHDHA:2023:2681, Gerechtshof Den Haag, Datum uitspraak 14 november 2023, Datum publicatie 24 januari 2024)
Samenvatting: Vragen aan HvJEU over quasi-inhouse-uitzondering
Beroepsinstantie hoeft geen rechterlijke instantie te zijn
Een aanbestedingsprocedure van de stad Brno voor de uitbreiding van de verkeerslichtencentrale heeft geleid tot een prejudiciële vraag aan het HvJEU over het feit of de Tsjechische wettelijke regeling waarbij een aanbestedende dienst een overeenkomst voor een overheidsopdracht kan sluiten, voordat beroep is ingesteld bij de rechter, rechtmatig is. Het HvJEU stelt dat de betreffende artikelen in richtlijn 89/665 aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling waarbij het de aanbestedende dienst slechts wordt verboden een overeenkomst voor een overheidsopdracht te sluiten, tot en met de datum waarop de instantie in eerste aanleg uitspraak doet, zonder dat in dit verband relevant is of deze beroepsinstantie een rechterlijke instantie is. (ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer), 18 januari 2024, In zaak C‑303/22, ECLI:EU:C:2024:60)
Samenvatting: Beroepsinstantie hoeft geen rechterlijke instantie te zijn
In het dossier Jurisprudentie vindt u 2 rubrieken met uitspraken.
Een lijst met samenvattingen van uitspraken van het Hof van Justitie EU en de Nederlandse rechters, inclusief bovenstaande uitspraken. Deze lijst wordt wekelijks aangevuld.
Een lijst met de belangrijkste uitspraken van het Hof van Justitie EU, de Hoge Raad, gerechtshoven en rechtbanken. Gerubriceerd naar onderwerp en per onderwerp vindt u adviezen.